17 DECEMBER 1970
932
De heer van Os vraagt ook of dat dak nu wel zo erg kapot
is en of die gemeenteraad daar dan altijd in de drup heeft gezeten.
Hij kan zich dat moeilijk voorstellen. Ik hoop dat ik het de heer van
Os duidelijk kan maken. Het dak moet gerepareerd worden, evenals
de centrale verwarming en een heleboel andere dingen. Het is niet
ten detrimente van de raad van Prinsenbeek, maar men kan zich
rndenken dat, toen in Prinsenbeek de gedachte ging leven aan een
nieuwe behuizing, niet meer die kosten aan het gebouw zijn ge
spendeerd als bij een normale voortgang van het gebruik het geval
zou zijn geweest. Daarvan is die grote post voor achterstallig onder
houd het gevolg.
Een aantal leden, o m. de heer van Banning, spreekt zijn
teleurstelling uit over het ontbreken van primaire informatie in het
voorstel. Ik geef dit graag toe en ik beloof mijn leven in dit opzicht
te zullen beteren.
Dan kom ik vervolgens aan het moeilijke punt van het bod
dat via de heer Barij bij ons op tafel is gelegd. De heer Geene
heeft gelijk wanneer hij zegt dat dit aan de raad gerichte stuk
op dit moment misschien niet in behandeling kan worden genomen,
maar voor mij persoonlijk is dat niet het sterkste argument. Het
sterkste argument voor mij is dat ik hoop dat de raad oog heeft
voor de wijze waarop volgens onze wetgeving een klant die zaken
doet met de gemeente dient te worden behandeld en dat er een
aantal fasen is die moeten worden doorlopen van de dienst tot de
raad, die uiteindelijk beslist. Ik geloof dat er op een bepaald mo
ment niet meer gemarchandeerd moet worden, omdat dit naar mijn
opvatting de gemeente als handelspartner minder acceptabel maakt.
Ik geef de heer Barij toe dat de vraag of het doen van een dergelijk
bod fatsoenlijk is buiten de discussie staat, daar mag ik mij niet over
uitspreken, maar ik zou het wel onfatsoenlijk noemen als de raad en
het college dit bod in de bespreking meenamen als van een serieuze
gegadigde. Ik zeg niet dat het bod niet serieus is, maar ik geloof
dat de gemeente naar buiten als handelspartner betrouwbaar moet
optreden. Hetzelfde zou ik tot de heer von Schmid willen zeggen.
Natuurlijk kan er straks een miljonair binnen komen, maar er kunnen
een heleboel dingen gebeuren, maar als wij daarmee rekening houden
gebeurt er nooit meer iets, want er kan in elke raadsvergadering wel
een nieuw bod binnenkomen en dan vraag ik mij af hoe de gemeente
nog als handelspartner kan opereren.
De heer von Schmid zegt verder nog, dit in aansluiting op mijn
vorige opmerking, dat de wethouder weliswaar toegeeft dat er in het
begin fouten zijn gemaakt, maar dat er ook fouten zijn gemaakt in de
eindfase. Dat is wat ik bedoel met fatsoenlijk handelen. Ik ga uit
van het standpunt dat, wanneer er eenmaal morele verplichtingen
zijn aangegaan, die voor het college heel zwaar wegen.
De heer VON SCHMID: Dat sloeg op het feit dat de argumentatie
in het stuk ontbrak.