17 DECEMBER 1970 938 hebben, want democratisering moet beginnen bij het bestuur zelf en daar is dat reglement van orde een mooie handleiding voor. Alleen het openbaar maken van de afdelingsvergaderingen zou ik als een onderdeel van een onderdeel willen zien en dan moet ik zeggen dat als het reglement van orde moet worden her zien -- ik heb dat tijdens mijn lidmaatschap van de raad drie maal meegemaakt en daarvoor in de commissie ad hoe gezeten -- men niet moet denken dat dit een zaak is die in een maand klaar is, daar zijn zeker enkele maanden mee gemoeid. In dat opzicht kan ik dus niet met dit voorstel meegaan. Ik kan mij wel verenigen met de intentie die eraan ten grondslag ligt, namelijk dat het op zo kort mogelijke termijn te doen, maar daar dient toch wel de nodige voorstudie aan vooraf te gaan. Verder gaan wij gaarne met het voorstel akkoord en wij willen ook wel een bijdrage leveren om de samen stelling van deze commissie mogelijk te maken. In overleg met mijn fractie stel ik daarom mijzelf kandidaat voor deze commissie. Mejuffrouw PAULUSSEN: Zoals u bekend is, mijnheer de voorzitter, zijn de ingediende amendementen mede ondertekend door de P. A.K. - fractie. De heer van Os heeft het er niet uitdrukkelijk bij gezegd, maar u weet ervan omdat u ze op tafel hebt liggen. Wij sluiten ons dus geheel aan bij de argumentatie van de heer van Os. Ik wil er nog aan toevoegen, mede in antwoord op de woorden van de heer Kroon, dat die grootst mogelijke openheid mag worden gezien als een boodschap aan deze commissie, waarbij wij niet zeggen op welke wijze zij het moet doen. Wanneer wij zeggen dat zij de grootst mo gelijke openheid moet betrachten kan de commissie mijns inziens dat zelf bepalen. Wij kunnen daar een volgende keer in de raad dan rustig over doorpraten en het kritisch volgen. De heer KROON: Dat is dus een kleine boodschap bij een grote boodschap! Mejuffrouw PAULUSSEN: Inderdaad, dat zou het kunnen zijn. De heer VAN LOON: Het amendement houdt duidelijk een op dracht in en geen boodschap! Mejuffrouw PAULUSSEN: Met betrekking tot het derde amendement wil ik nog uitdrukkelijk stellen dat ik meen te weten dat verleden jaar bij de begrotingsbehandeling gesproken is over het openbaar maken van de raadsafdelingen en dat het college toen op zich heeft genomen daaraan te gaan werken. Het is nu een jaar later en wij zijn nog op hetzelfde punt. Bovendien geloof ik dat juist in de raadsafdelingen vele zaken voorbesproken worden om het goed vergaderen van de raad mogelijk te maken. Het is voor ons dan ook van het grootste belang dat daaraan de hoogste prioriteit wordt gegeven, zoals staat in de boodschap aan het college, waarvan wij ons nu afvragen of wij elkaar niet mogen vastbinden op een termijn van een maand.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 938