17 DECEMBER 1970 942 zouden hanteren om bepaalde zaken opzij te schuiven. Dat is mij helaas niet duidelijk geworden. Tenslotte wil ik nog een enkele kanttekening plaatsen bij de door de heer van Os ingediende amendementen. Over die negen leden zijn wij het inmiddels eens, de commissie is ook al benoemd. Naar aanleiding van het tweede amendement zou ik willen zeggen dat het college tegen de toepassing daarvan geen bezwaar kan en wil maken, maar dat ait een zaak is aie de commissie zelf regardeert. Wat het derde amendement betreft geloof ik dat wij de commissie veel succes moeten toewensen met een spoedige herziening van het reglement van orde. Wanneer men binnen een maand klaar zou zijn met die openbaarheid zou het coLege dat toejuichen, maar men moet er zich wel van bewust zijn dat dit bepaalde wijzigingen van het re glement van orde betekent, welke daarna ook vanzelfsprekend door de raad moeten worden goedgekeurd. Verder kan ik er nauwelijks nog iets over zeggen, wat zou ik ook langer praten. De commissie is een feit, de taak zal zich wel vormen. Ik wens haar in ieder geval heel veel succes. De heer VAN LOON: Een enkele opmerking nog naar aan leiding van de amendementen en wel dat ik aan het tweede amende ment geen enkele behoefte heb. Ik vind het zonder meer in strijd met het democratische principe om een commissie die moet gaan praten over democratisering meteen een opdracht mee te geven over wat zij met betrekking tot de openheid zou moeten doen. Dat moet die commissie zelf maar bepalen. Naar aanleiding van amendement C geldt dat de commissie haar uiterste best zal doen om de zaak zo spoedig mogelijk voor elkaar te krijgen, maar zeker in deze tijd van het jaar moet het onmogelijk worden geacht om binnen een maand een voorstel te doen met betrekking tot het openbaar maken van de vergaderingen van de vaste afdelingen uit de raad en de commissies. De heer VON SCHMID: Ik heb in eerste instantie al gezegd dat ik het aantrekkelijke hiervan juist vind -- maar toen had ik nog niet aan de amendementen gedacht -- dat deze commissie alles gaat onder zoeken. Wat dit betreft moet ik dan ook de heer van Loon bijval len en zeggen dat ik geen behoefte heb aan het tweede amende ment, omdat ik er juist van uitga dat de commissie nu zal uit zoeken wat er aan openheid kan worden gedaan. Dat mogen wij dus niet direct als opdracht meegeven. Juist die openheid vind ik namelijk zo aantrekkelijk in dit geval. Ook het argument van de heer van Loon over het jaargetijde spreekt mij aan en ook daarin kan ik hem dus volgen, al weet ik niet waar dat toe'leiden zal. De heer KROON: Ik heb in eerste instantie al duidelijk gesteld dat ik aan het tweede en derde amendement bepaald geen behoefte heb.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 942