17 DECEMBER 1970
zou ik graag de volgende vragen willen stellen.
1. Kan het overzicht van baten en lastert dat er ongetwijfeld zal
zijn en waaruit de noodzaak van de subsidie alsmede de hoogte
kan worden vastgesteld, aan de raad worden overgelegd of althans
ter inzage worden gegeven?
2. Zo neen, op welke wijze worden dan de noodzaak en de hoogte
van deze subsidie bepaald?
De heer SANDBERG: Ik heb wederom een viertal vragen. Ik höop
daar geen gewoonte van te maken, want ik heb snel uitgerekend
dat u, wanneer u maar een vraag per maand beantwoordt, na vier
madnden 16 vragen achterligt.
Onze fractie heeft met dankzegging kennisgenomen van uw brief
van 30 november jl. mét de daarbij behorende bijlage, inhoudende
o. m. het advies van gedeputeerde staten aan de minister van binnen
landse zaken van 7 januari 1970 betreffende het herindelingsplan voor
Breda-Noord. In dit schrijven komt op bladzijde 6 de navolgende
zin voor: "Bij ons schrijven van 2 april 1969 onder nr. 64.293 heb
ben wij u -- de minister -- bericht om welke reden wij de kern
Dorst der gemeente Oosterhout niet in ons voorstel hebben betrokken.
Wij menen terzake te mogen volstaan met verwijzing naar de inhoud
van genoemd schrijven.Aangezien dit schrijven niet bij de bijlagen
was gevoegd wil ik, teneinde straks de mogelijkheid te hebben over
deze gehele problematiek een gefundeerd oordeel te vellen, graag
ook deze overwegingen van gedeputeerde staten vernemen. Ik zou
het college willen vragen of het kan en wil bemiddelen om dit
schrijven, althans de motieven die gedeputeerde staten in dit schrijven
hebben opgenomen, ter kennis van deze raad te brengen.
Een tweede vraag betreft het jaarverslag van het gemeentelijk
vervoerbedrijf, dat ons eind november 1970 heeft bereikt. Op blad
zijde 24 onder het hoofdstuk Brandweer komt daarin de mededeling
voor dat in het jaar 1969 in totaal 22 bedrijven en instellingen recht
streeks met de brandmeldinstallatie van de brandweerkazerne werden
verbonden. Vervolgens treft men dan een totaallijst aan van de per
eind 1969 aangesloten bedrijven en/of instellingen. Onder meer blijkt
daaruit dat het stadhuis, de schouwburg en het Turfschip zijn aan
gesloten, naast de ziekenhuizen, musea en postkantoren. Kan het
college mij meedelen waarom bijvoorbeeld de Beijerd hierop niet is
aangesloten? Zijn de voorzieningen van brandpreventieve aard aldaar
dusdanig dat dit naar het oordeel van de brandweer minder nood
zakelijk is? Welke maatstaven worden in het algemeen gehanteerd
bij het al of niet aansluiten van gemeentelijke instellingen of be
drijven op de brandmeldinstallatie van de brandweer?
Ten derde: Kan het college ervoor zorg dragen dat, liefst voor
de behandeling van de begroting voor 1971, de raad een overzicht
bereikt van de bevoegdheden welke de raad aan het college heeft
gedelegeerd?
Wil het college nog eens overwegen de suggesties die door mijn
fractievoorzitter in het verleden al meermalen zijn gedaan in verband