12 FEBRUARI 1970
95
Daarnaast stelt de heer van der Werff dat de kruisdood in de dagen
van Christus een vrij normale wijze van uitvoering van doodvonnissen is
geweest. Iedereen die het boek "Spartacus" van Howard Fast heeft ge
lezen of de verfilming daarvan heeft gezien kan dit weten. Wanneer
in het stuk van De Sade echter het kruis wordt geïntroduceerd, is dat
bepaald niet om de toeschouwers te vertellen dat de kruisdood in het
verleden normaal was. Naast dat kruis wordt namelijk ook een mis --
of een heilig avondmaal -- opgevoerd en de verbinding tussen deze
twee zaken duidt toch wel heel duidelijk op wat De Sade, respectievelijk
het theatergezelschap D.A.T. hiermee heeft bedoeld. Dan kan men
wel stellen dat er in het verleden verschrikkelijk veel sadisme is geweest,
dat weet iedereen, maar vaststaat dat het woord "sadisme" afgeleid is
van de naam De Sade. Dat De Sade een ontwikkeld schrijver zou zijn
geweest, van wiens werken men eigenlijk zou moeten kennisnemen,
moet ik tegenspreken. Prof. Polak onder meer noemt hem "weerzin
wekkend".
Verder wil ik nog een opmerking maken aan het adres van de
heer von Schmid. Deze heeft gesproken over "benepen christendom",
dat deze actie tegen het stuk van De Sade tot gevolg zou hebben ge
had. Ik ben lid van de Hervormde Kerk en daarnaast ben ik bij mijn
weten geen lid van enige confessionele organisatie. Wanneer ik een
benepen christen zou zijn, zou ik -- niet dat ik wil beweren dat alle
leden van confessionele organisaties benepen christenen zijn -- mij daar
toch zeker bij aan moeten sluiten.
De heer VON SCHMID: Net op het randjel
De heer VAN DER ZWAN: Ik ben zelfs geen principieel voor
stander van confessioneel onderwijs, hetgeen de heer von Schmid naar
ik aanneem wel is.
De heer von Schmid heeft verder nog gesteld dat hij dit van de
P. A. K. -fractie niet had verwacht. Hier zit echter nog steeds de fractie
van de Partij van de Arbeid en ik ben van mening dat, wanneer de leden
van de P. A.K. -fractie wanneer zich in de toekomst een dergelijk geval
zou voordoen zouden weten wat wij op dit moment weten, zij niet anders
zouden doen dan naar eer en geweten het besluit van het college goed
keuren.
De heer KROON: De wethouder is ingegaan op mijn opmerking
dat ik het college een weifelende houding heb verweten, waarbij hij
heeft gezegd dat het college zich zeer zorgvuldig met deze zaak
heeft beziggehouden. Ik ben ervan overtuigd dat het college met de
nodige zorg heeft gehandeld en ik heb ook gesteld dat ik begrip heb
voor de zwaarte van de beslissing. Ik heb die weifelende houding echter
nader willen adstrueren door vast te stellen dat uw adviseur in feite
te kort is geschoten. Ik heb namelijk gesteld dat zowel in de eerste
als in de tweede fase de scene die ik heb genoemd en die ook in het
Stadsblad stond wel degelijk aan de orde is geweest. Ik heb daarbij
ook gesteld dat uw adviseur, i.e. de directeur van de Schouwburg,
dat kon weten.