BLAD DATU M TYP 12-11-70 PH STENOGRAFEN BUREAU W. STEMM POSTBUS 3 ROTTE RDAh ER ZN. >007 Ik heb hem persoonlijk direct na zijn ziekte en na het bekend worden van de uitspraak van de officiervan Justitie bezocht. Ik heb uitvoerig met hem gesproken en geprobeerd een goede oplossing te vinden. Afgelopen maandag, toen het voorstel was uitgegaan naar de raad, heb ik hem onmiddellijk op gebeld en hem gevraagd wanneer wij met elkaar zouden kunnen spreken om die rehabilitatie goed te regelen. Dat is namelijk een onderdeel van de afspraak. In de brief van de heer Maeijer wordt voorgesteld dit aan de burgemeester over te laten en deze te laten bepalen hoe dit in overleg met de heer Van Campenhout as dient te gebeuren. Ik heb gemeend die rehabilitatie pi. pas te doen plaatsvinden ik meen dat dat mijn goed recht is nadat deze zaak door de raad is afgewikkeld, want ik geloof dat er veel voor te zeggen valt dat wij eerst deze zaak tot een goed einde brengen, omdat wij dan elkaar recht in de ogen kunnen zien. Dat konden wij overigens al heel lang. Er is weliswaar een situatie geweest dat daar twijfel over bestond, maar na de uitspraak van de officier van Justitie is dat vanzelfsprekend heel normaal en goed behandeld. Die rehabilitatie heeft nog een andere betekenis. Die betekent ook dat op een brief uitgaat aan de heer Van Campenhout zelf, waarin wij de hoop uitspreken dat het nu echt helemaal afgelopen mag zijn en dat de lange periode van spanning en leed tot het verleden behoort. Die rehabilitatie betekent fcMm bovendien dat wij een brief hebben geschreven, op uitdrukke lijk verzoek van de advocaat van de heer Van Campenhout en het college heeft zich daarbij aangesloten, aan de secretaris-generaal van het departement van Defensie, omdat er zoals men weet ook zaken hebben meegespeeld die op hit ministerie van Defensie in een wat verkeerd daglicht zijn gesteld, hoe wel ik daar direct aan wil toevoegen dat het ministerie van Defensie daar zelf ook aan heeft meegewerkt. Ik weet niet of ik de heer Van Banning helemaal goed heb begrepen. Hij is ook verheugd over het beëindigen van deze crisisperiode en zegt dat er voorzichtigheid moet worden betracht bij een dergelijke precaire zaak. Ik zou er de heer Van Banning en de overige raadsleden graag op willen wijzen dat er door het college in deze zaak de grootst mogelijke voorzichtigheid is betracht. Ik waag het het te betwijfelen of er aan de andere zijde een evenpr'grote voorzichtigheid is betracht. Ik heb er helemaal geen bezwaar tegen dat zaken die open zijn ook open behandeld worden, dat geef ik ieder een graag toemaar hetgeen ik gisteren en eergisteren heb gehoord zou er toch op zijn minst op kunnen wijzen dat men daar minder voorzichtig is ge weest dan het college. De heer VAN BANNING: Als u doelt op wat ik heb gezegd, mijnheer de \D TELEF. OIO - 18 04 47

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 960