96 12 FEBRUARI 1970 Ik ben wel blij met de toezegging die de wethouder heeft gedaan dat er in de toekomst na de wijziging van de structuur van de culturele raad over de samenstelling van de programma's van gedachten zal wor den gewisseld door de directeur van de schouwburg en een sectie van de culturele raad. Ik acht dit van het grootste belang, omdat op die wijze dergelijke fouten mogelijk kunnen worden voorkomen. Ik heb betoogd dat de bewuste scene, die zowel in de eerste als in de tweede fase is genoemd, godslasterlijk is -- dat hebt u zelf ook gezegd -- en dat het daar in wezen om gaat. Een groot aantal mensen -- ik zal geen percentages noemen -- wordt daardoor ernstig op het hart getrapt en ge kwetst in hun heiligste overtuiging. Ik handhaaf dan ook volledig de mo tie zoals die door mij is ingediend en nader heb geadstrueerd. Ook voor ons is de vrijheid van meningsuiting, dat heb ik duidelijk gesteld, een democratische verworvenheid die niet hoog genoeg gewaardeerd kan worden,maar men diént ock respect te hebben voor de mening van zijn mede mens en dat respect wordt niet opgebracht door het opvoeren van deze scene. De heer SP ANJER: Het moet mij van het hart dat een aantal op merkingen van wethouder Gielen mij erg heeft teleurgesteld. Ik zal beginnen bij de eerste die ik heb genoteerd. De wethouder heeft een citaat gegeven uit het stuk zoals zou hebben geklonken wanneer de voorstelling zou zijn doorgegaan in, zo voegt hij er aan toe"de schouw burgzaal van de gemeente Breda". Tegen deze gedachte heb ik mij juist fel verzet en door deze opmerking wordt mijns inziens toch weer een on zuiver element in de discussie gebracht. Wanneer het gaat om uitspraken die in een zaal geklonken hebben bij een bepaald stuk, kan ik heel andere uitspraken noemen. Voeg ik daar dan tussen "in de zaal van de gemeente" dan is dat precies hetzelfde en krijg ik precies hetzelfde besluit. Dit stand punt stelt de mogelijkheid open voor onvoorziene herhalingen in de toekomst. Het college heeft geen aanleiding gevonden de raadsafdeling voor culturele zaken te raadplegen. Als ik het goed heb opgeschreven, heeft de wethouder ook gezegd dat dit niet kan worden afgedwongen. Dat ben ik volkomen met hem eens, het college heeft het volste recht de afdeling voor culturele zaken al of niet bijeen te roepen, maar het is wel duidelijk dat hier een fout is gemaakt door het niet te doen, getuige alleen al het feit dat wij hier zo lang over dit onderwerp zitten te praten. Ook ik heb de motie ondertekend die op zondagavond 1 februari in Bouvigne is opgesteld» Ik heb die motie niet uitsluitend ondertekend omdat daarin een punt staat dat ik een onmogelijke eis vind -- en waar ik het ook niet mee eens ben --, namelijk dat het college binnen veer tien dagen zijn besluit moet herroepen, niet slechts de termijn, maar de herroeping van het besluit zelf lijkt mij volkomen onmogelijk. Met de twee andere punten, de afkeuring van uw beleid en de wens tot uitbrei ding van de programmaleiding, ben ik het echter van harte eens. De heer VAN DUN: Ik zal niet over details praten, want ik meen dat mijn standpunt duidelijk is. Er wordt mijns inziens veel te veel ge sproken over de persoon van De Sade en over het Documentair Actueel Theater. Ik wil alleen ingaan op de vraag van de wethouder of het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1970 | | pagina 96