994 16 AUGUSTUS 1971 Mejuffrouw PAULUSSEN: De wethouder heeft gezegd dat er velleden jaar besloten is tot het geven van een startfinanciering, c. q. startgeld. Ik heb de desbetreffende notulen ook nagelezen en meen dat, zoals de heer Van Banning al gesteld heeft, in de uitvoerige en enthousiaste betogen al onderkend is dat een start financiering van één jaar eigenlijk te klein is om een blad he lemaal van de grond te laten komen. Het frappeert mij dat in deze raad vaak gesteld wordt dat in het verleden beslissingen zijn genomen en dat afspraken nage komen moeten worden. Men kan echter terugkomen op een eer der ingenomen standpunt, men kan toch een andere toegedaan geraken? Ik heb geen nieuwe argumenten gehoord tegen het ver lenen van een subsidie en mijns inziens zou de startfinanciering met één jaar verlend kunnen worden. De wethouder stelt dat het bedrag van 4.000,-- gezien moest worden in het kader van de prioriteitenstelling. Ik vind dit geen steekhoudend argument. Er zijn ook mensen die Oelaat die prioriteit wel willen geven. Natuurlijk kan aan een advies van de culturele raad worden voorbijgegaan. Wij vinden het echter jammer dat men niet in gegaan is op de argumentatie. Als wij het goed begrepen heb ben is het college het zelfs met de argumentatie eens. De heer MANS: Dan zijn wij er dus ook op ingegaan. Mejuffrouw PAULUSSEN: Maar verder zegt u: dat geldt niet voor ons.'' Een aantal van de argumenten-contra is juist. Als die ar gumenten echter de enige maatstaf zijn om negatief te beslis sen moeten wij er, zoals de heer Severens heeft gedaan, op wijzen dat er andere facetten, ook ideëele, zijn op grond waarvan wij "ja" moeten zeggen. De heer JANSEN: Ik heb van de wethouder geen antwoord gekregen op mijn berekening. Ook wethouder Broeders, met de portefeuille van financiën heeft niets gezegd. De heer Crul stelde dat er een lagere ontvangstpost per exemplaar was dan die van 1,~, hij sprak over bedragen van f. 0,60 en 0,75. Ik heb hiervan een gemiddelde geno men, namelijk 0,70. Zelfs dan houd ik nog 453,-- per maand ofwel 5.436,-- per jaar over. Ik blij.f dus bij mijn begrotinkje. Wethouder Mans heeft voorts opgemerkt dat de belangstel ling niet zo groot blijkt te zijn. Voor mij is dat een zwaarwe gend argument, want wij zijn per slot van rekening met gelden van de gemeenschap bezig. In eerste instantie pretendeerde Oelaat voor een zo breed mogelijk publiek bestemd te zijn. In die opzet is men niet ge slaagd en ik blijf bij mijn standpunt. De heer SEVERENS: Het is nauwelijks te doen in te gaan op alle argumenten-contra. Ik zal mij daarom tot slechts enke le argumenten beperken. Ik geloof dat de heer Kramer aan een angstcomplex voor precedenten lijdt. Overigens heeft ook de wethouder dat argu-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 994