11 FEBRUARI 1971 98 B. en W. initiatieven vanuit de raad op prijs. In hoeverre die initiatie ven in behandeling komen zal de raad zelf hebben te beoordelen. Of het interessant is of dat het college het plezierig vindt of niet is een zaak die naar ik meen geheel buiten de orde is. Het is niet belangrijk of het college het prettig vindt, het is belangrijk of u initiatieven wilt nemen en of u die ook in deze raad wilt behandelen. Daarbij moet van zelfsprekend wel duidelijk zijn wat die initiatieven inhouden en wat men zich precies voorstelt te doen. Ik kom vervolgens op een opmerking die de heer Crul gemaakt heeft over het welzijnsbeleid; ook door andere leden van de raad is daarover gesproken. Voor alle duidelijkheid wil ik namens het college zeggen dat ons gehele beleid in de eerste plaats op het welzijn gericht is, want daar is het tenslotte om begonnen. Het college van B. en W. pretendeert dat doel na te streven. Ik ben het wel met de heer Crul en anderen eens als men zegt dat dit beleid het gehele college betreft en dat alle leden van het college bij dat welzijnsbeleid betrokken zijn, zodat er dus een samenhangend welzijnsbeleid moet ontstaan. Ik mag u in dit verband toch wel verwijzen naar het voorstel dat het college heeft gedaan inzake de wijziging van het reglement voor de culturele raad, waarin heel duidelijk wordt gezegd dat de concretisering van het welzijnsbeleid zal moeten plaatsvinden. Het zal meer gericht moeten zijn, naar wij duidelijk in die voordracht hebben betoogd. Er staat nog een andere opmerking bij - en die toezegging wil ik op dit moment graag herhalen -, namelijk dat van de kant van het college met betrek king tot het welzijnsbeleid initiatieven kunnen worden verwacht. "Van de kant van het college" staat er dus, en natuurlijk betekent dit ook dat daarbij zo mogelijk adviezen van de functionele raden zoals de culturele raad, de jeugdadviesraad en andere organen worden ingewacht. Vanzelfsprekend zullen die adviezen bij de bepaling van dat beleid een rol spelen. Mijn volgende onderwerp betreft de beleidsnota's. Er is naar ik ge loof in den lande geen enkel zichzelf enigermate respecterend college dat geen beleidsnota's toezegt. Uit die overweging zouden wij dit ei genlijk ook moeten doen en moeten zeggen: er komen beleidsnota's en op alle mogelijke terreinen. Het moet evenwel een serieuze zaak blijven en nu wil ik u graag zeggen dat het college ernstig poogt om voor verschillende facetten van het beleid in de gemeente Breda beleids nota's te maken. De heer Van der Werff heeft daarop gedoeld en ook andere leden hebben daarnaar gevraagd. Ik vind het bepaald niet juist dat van dit college in de korte tijd dat het werkzaam is nu al beleids nota's mogen worden verwacht. Ik meen dat dit een beetje onredelijk is. Dit wil niet zeggen dat wij niet weten wat wij willen, maar als men zegt dat dit college nu al beleidsnota's had moeten fabriceren gaat mij dat eerlijk gezegd iets te ver. Het college is wel ernstig voornemens - u hebt dit ook in de memorie van antwoord kunnen vinden - om de beleidsnota die getiteld was "De grondslagen van het beleid op langere termijn" te actualiseren. Ik geloof dat het mogelijk zal zijn om in de loop van dit jaar - mogelijk bij de behandeling van de begroting voor het jaar 1972, waarvoor de voorbereidingen alweer begonnen zijn - een dergelijke beleidsnota uit te brengen. Die nota van 1968 - u kent haar allemaal nog en voor zover u haar niet kent willen wij haar graag toezenden; zij zat in een groene kaft, mijnheer Van der Werff - zal geactualiseerd moeten worden. Waarom moet dat gebeuren? In de eerste plaats is dat natuurlijk nodig omdat het cijfermateriaal verou derd is; dat is een heel simpel gegeven. Voorts was die nota, wanneer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 98