1007
16 AUGUSTUS 1971
als een afbreker van de cultuur. Deze schuur is twee jaar geleden hef
tig bediscussieerd en tenslotte is het voorstel dienaangaande aangehou
den.
Ik neem aan dat het om één schuur gaat. Als dat het geval is be
treft dit voorstel niet alleen de schuur, maar ook het huis, de grote
schuur en de wat kleinere schuur. Die tezamen vormen het monument
als zodanig. Iedereen heeft kunnen zien dat de bestaande grote schuur
geen schuur meer is, maar de kleinere schuur, die er aan grenst zal
eenzelfde lot beschoren zijn. Als dit voorstel een algehele restauratie
van beide schuren zou hebben behelst zou ik deze zaak anders benaderd
hebben.
Twee jaar geleden was dit voorstel aan de orde. In die twee ver
streken jaren zijn de begrotingscijfers niet gewijzigd. Gezien de mate
waarin gedurende de afgelopen twee jaar dat wrak verder is afgetakeld,
is het voor mij onbegrijpelijk dat men nu dezelfde cijfers overlegt als twee
jaar geleden.
In het preadvies wordt gesteld dat in een omtrek van 50 of 70 km
van Breda eenzelfde schuur niet tevinden zou zijn. Gezien de staat waar
in die schuur verkeert ben ik daar zeker van. Toch meen ik te moeten
vaststellen dat het gemeentebestuur slecht op de hoogte is van zijn be
zit. Ik meen namelijk zeker te weten dat de landbouwschuur aan de
Liesboslaan 32 precies dezelfde schuur is, zodat dat argument in het
preadvies mij wat onzorgvuldig lijkt.
Ik geloof wel dat de raad met dit voorstel akkoord zal gaan, maar
als de raad de gedachte van de heer Van Loon volgt en "neen" zegt
vraag ik mij af wat er zal gebeuren. Ik heb terzakekundige mensen horen
zeggen dat dat wrak, als de raad van Breda niet met dit voorstel akkoord
gaat, vandaag of morgen zal instorten en dat er dan geen vergunning
zal worden verleend de wrakstukken op te ruimen. Is dat werkelijk het
geval?
De heer FROGER: De heer Biemans heeft zich vergist, hij was de
derde spreker van de K.V. P. Ik behoor daar niet toe.
De VOORZITTER: Het is een begrijpelijke vergissing, mijnheer
Froger.
De heer FROGER: De vergissing is misschien verklaarbaar; te be
grijpen is zij niet.'
De heer VON SCHMID: Het moet voor de heer Van Loon moeilijk
geweest zijn te begrijpen wat het standpunt van zijn fractie was.
Inderdaad is deze zaak twee jaar geleden aan de orde geweest.
De heren Van Loon en Biemans hebben gezegd dat die schuur steeds
verder is vervallen, maar door enkele raadsleden en de toenmalige
wethouder Gielen is toen gesteld dat het aanhouden van dit voorstel
tot gevolg zou hebben dat die schuur steeds verder in verval zou gera
ken. Er is op aangedrongen toen al het besluit te nemen dat wij op dit
moment aan het nemen zijn. Als wij nu zeggen dat wij die schuur maar
verder in elkaar moeten laten vallen - de consequentie van het afwij
zen van dit voorstel - moeten wij er wel rekening mee houden dat wij
de vorige keer willens en wetens dat verval verder hebben laten gaan.
Ook de heer Van Loon heeft daar aan meegewerkt.
Mijn standpunt is dat het belangrijk is deze schuur te restaureren,
als dat met een redelijk bedrag kan gebeuren. Ik wil de heer Biemans