99 11 FEBRUARI 1971 ik mij dat goed herinner, bepaald ook gebaseerd op de tweede nota ruimtelijke ordening, waaruit toen de functie van West-Brabant en speciaal ook van Breda was afgeleid. Nu bestaat die tweede nota ruim telijke ordening natuurlijk nog en ook toen al was Breda de hoofdstad van West-Brabant, los van het streekplan dat nadien gekomen is, maar duidelijk is in ieder geval dat daarna in West-Brabant een aantal facto ren naar voren is gekomen die die actualisering temeer nodig maken. Ik denk hierbij vooral aan het streekplan voor West-Brabant, waarin de functie van Breda nog eens heel duidelijk is omschreven. Ik denk bij voorbeeld ook aan de zaken die zich bij Moerdijk ontwikkelen en aan algemene schaalvergrotingsprocessen die zich in West-Brabant voltrek ken. Ik meen dat ik er zo voldoende over heb gezegd. De beleidsnota van 1968 zal dus worden geactualiseerd, terwijl u voorts ook andere facetnota's tegemoet kunt zien. Vervolgens kom ik aan het vraagstuk van de democratisering. Ik heb bij de installatie van de democratiseringscommissie hierover het een en ander mogen zeggen. Wij blijven het erover eens, ik meen ook in deze raad, dat bij het democratiseringsproces de bevolking, de raad, B. en W. en de ambtenaren een rol spelen. Verschillenden van u heb ben dit weer eens duidelijk gezegd. B. en W. horen erbij em de bevol king is het belangrijkste in dezen. Ik geloof ook dat in deze kring na drukkelijk moet worden gezegd dat hierbij het ambtenarencorps niet kan worden gemist. Wij zijn - ik meen dat dit in alle eerlijkheid moet wor den opgemerkt - met de samenstelling van de democratiseringscommis sie zoals die thans is nog niet zo ver. Ik geloof zeker dat ook de betrok kenheid van die anderen bij de democratiseringscommissie nog eens aan de orde moet komen. Nu is aan het college een indringende vraag ge steld, namelijk of B. en W. niet bereid zijn die democratiseringscom missie als een kapstok te beschouwen. De raad wil dit dus blijkbaar niet; de raad wil geen kapstok in de democratiseringscommissie zien. Het col lege zegt hiervan: neen, die democratiseringscommissie is helemaal geen kapstok, het is een commissie die het college kan stimuleren en die aan B. en W. voorstellen kan doen - dat was trouwens ook de opzet in de bekende boodschap - en omgekeerd kan het college van B. en W. na tuurlijk stimulerend optreden ten aanzien van de democratiseringscom missie, en dit is ook bepaald de bedoeling van het college. Als ik u daarvan een paar voorbeelden mag geven, wil ik zeggen dat wij in voorbereiding hebben - en dit zal zeker aan de democratiseringscom missie worden voorgelegd - een wijziging van het reglement van orde. Ik ga er nu op dit moment niet verder op in, maar het lijkt mij zinvol dat u op de hoogte bent van de opvattingen van het college terzake. Ongetwijfeld zal het college - u merkt er naar ik meen de laatste tijd voldoende van - het contact met de bevolking bevorderen. Het colle ge zal ook, voor zover dat enigszins mogelijk is, de totstandkoming van commissies ingevolge artikel 61 van de gemeentewet stimuleren. Voorts zal het college de openbaarheid bevorderen; ook de beslissingen van B. en W. worden op gezette tijden in de openbaarheid gebracht, of beter gezegd iedere week. De heer Van der Werff, die er speciaal naar gevraagd heeft, weet dat nog voor de 28ste april een wetsontwerp de Kamer zal bereiken; misschien zullen wij daarvan nog het een en ander kunnen leren. Dit zijn zaken die ons zeer sterk aanspreken en ik geloof dat u in de loop van deze middag ook van de andere wethou ders nog nadere mededelingen in dezen hebt te verwachten. Er zijn twee opmerkingen die ik nog wil maken aan het adres van de heer Van der Werff. Hij heeft de openbaarheid en de openheid als

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 99