1022 16 SEPTEMBER 1971 ANTWOORD Wij zijn van mening dat de hoofdbode in zijn huidige kleding ge noegzaam herkenbaar is voor de raadsleden. VRAAG (gesteld in de raadsvergadering d. d. 22 april 1971) De heer KRAMER zegt-, de vereniging de Baroniese Hengelaars heeft het visrecht in de Emerput. De vereniging maakt zich echter ongerust over het storten van vuil in en in de nabijheid van deze put. Even eens is men ongerust over de toekomstige bestemming. Naar aanlei ding hiervan heb ik twee vragen: 1. Zijn er afdoende maatregelen te nemen tegen het vuilstorten? 2. Wat is de werkelijke bedoeling met de Emerput? ANTWOORD 1. Door het vervoerbedrijf werd regelmatig het rond de Emerput klandestien gestorte vuil opgeruimd. Te verwachten is, dat, nu de oevers van de Emerput zijn geëgaliseerd en ingezaaid, er min der vuil in de directe omgeving zal worden gestort. Overigens wordt door de politie voortdurend controle uitgeoefend op klan destien storten van vuil, zowel in en nabij de Emerput, alsook elders in de gemeente, doch dit euvel is nauwelijks te voorko men. 2. In het ter plaatse geldende bestemmingsplan heeft de Emerput de bestemming van industrieterrein met daarbij behorende we gen. Ten aanzien van de definitieve bestemming kan op dit moment nog niets met zekerheid gezegd worden. VRAAG (gesteld in de raadsvergadering van 16 augustus 1971) Mevrouw VAN NES-BRANDS merkt op: afgelopen maand heeft het college een verzoek bereikt van de winkeliers die worden ver tegenwoordigd in de commissie Binnenstad Breda. De commissie ver zoekt voor een proefperiode van zes maanden een wekelijkse koop avond te mogen houden. Hoewel ik niet gerechtigd ben namens de Bredase consument of de Bredase huisvrouw te spreken, zou ik als consument en als huisvrouw het verzoek van de winkeliers uit de binnenstad toch graag willen steunen. Ik vraag u hierbij dan ook het bedoelde verzoek in wel willende overweging te nemen en te zijner tijd een daartoe strek kend voorstel aan de raad te doen. ANTWOORD Nader overleg tussen de commissie binnenstad en de commissie mid denstands- en grootwinkelbedrijf heeft ertoe geleid, dat ons college alsnog wordt verzocht te willen bevorderen, dat een verordening tot stand komt, krachtens welke de winkels in de gehele gemeen te gedurende een proeftijd van zes maanden wekelijks op vrijdag tot 21 uur voor het publiek geopend mogen zijn. Ingevolge het bepaalde in de winkelsluitingswet 1951 dient ons col lege omtrent dit verzoek het advies van de Kamer van Koophandel en Fabrieken in te winnen. Ook organisaties van werknemers in de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1022