1038
16 SEPTEMBER 1971
overkomelijke verdeeldheid heeft gemanifesteerd, een uitspraak moe
ten doen, niet alleen over de vraag of er een mogelijkheid bestaat
tot herstel van het geschonden vertrouwen in een andere politieke
groepering en of dat wel overeenstemt met de wil van de kiezers
van die politieke groepering, maar ook over de beweegredenen
voor zo'n afsplitsing. Om een willekeurig voorbeeld te noemen: de
heren Crul en Spanjer krijgen ruzie, de heer Spanjer besluit als
zelfstandige fractie op te treden, richt een verzoek tot de raad en
wij mogen beslissen of die ruzie belangrijk genoeg was. Men kan
zich meer van dergelijke, volstrekt denkbeeldige situaties indenken;
ik heb zelfs getracht ze in mijn eigen fractie te vinden, maar dat
was onmogelijk.
De heren Van Os en Jansen kunnen wel zeggen dat de samenwer
king met de heer Von Schmid in één fractie onmogelijk is gebleken,
maar dat hadden zij bij het samengaan vóór de verkiezingen moeten
uitmaken. Het is uiteraard hun goede recht zich nu anders te mani
festeren, maar dan niet als raadsfractie.
De heer Van Os kan ook wel zeggen dat hij een principieel
ander geluid laat horen dan de heer Von Schmid, maar dat is dan
een bewering van de heer Van Os, waar ik als liberaal volkomen
buiten wil blijven. Als zij uit dien hoofde hooglopende verschillen
van mening hebben, waardoor een samenwerking onmogelijk wordt,
moeten zij dat probleem maar aan hun kiezers voorleggen en niét
aan ons, want wij hebben hen niet gekozen.
Het zal u duidelijk zijn dat de liberale fractie er geen enkele
behoefte aan heeft afgesplitste of uitgetreden groeperingen ineens als
fractie te erkennen. Daarom hebben wij ook geen enkele behoefte
aan artikel 4 in uw voorstel. Om deze stelling duidelijk vast te
leggen, hebben wij haar vervat in de navolgende motie:
"De gemeenteraad van Breda,
in vergadering bijeen d. d. 16 september 1971,
gehoord de discussies over agendapunt 10 betreffende de vergoe
ding van kosten van de raadsfracties,
overwegende dat slechts de op grond van de verkiezingsuitslag
gevormde fracties de keuze van de burgers tot uitdrukking brengen,
dat tussentijdse uittredingen en/of afsplitsingen uit deze fracties
niet aan de wil van de kiezers getoetst kunnen worden,
dat het als een afgesplitste groepering onder uitsluitende verant
woordelijkheid valt van de betreffende raadsleden, waarvoor zij
zichzelf aan de kiezers dienen te verantwoorden,
voorts overwegende dat het voor anderen, niet tot dezelfde po
litieke groepering behorende raadsleden, onmogelijk en niet
wenselijk is een uitspraak te doen omtrent de gemotiveerdheid
van dit uittreden,
besluit slechts dié fracties als fracties te erkennen, welke op
grond van de verkiezingsuitslag zijn gevormd".
Voldoende ondersteund zijnde maakt deze motie mede deel
uit van de beraadslagingen.
De heer SANDBERG: Ik wil graag enkele kanttekeningen maken
bij deze motie. Het gaat er ons bepaald niet om mevrouw Van Nes
en de heren Van Os en Jansen persoonlijk de voet dwars te zetten.
Wat hun betreft is het jammer dat zij een en ander niet vóór de
verkiezingen hebben overlegd. De motie is gericht tegen elke op
stapel staande of in oprichting zijnde afsplitsing, die de kiezers