1042 16 SEPTEMBER 1971 SCHORSING De VOORZITTER: De vergadering wordt heropend. De heer VAN BANNING: De gang van zaken heeft mij ietwat verwonderd. In mijn amendement betreffende artikel 4 had ik voor gesteld per 1 januari te bepalen wie al of niet tot een bepaalde fractie behoorde. Nu is er een hele discussie ontstaan, waarschijn lijk ook veroorzaakt door het verzoek van mevrouw Van Nes en de heer Van Os. De indieners van het amendement hebben alleen te kennen willen geven dat zij het een merkwaardige zaak vinden dat er 100, toegekend wordt aan een fractie voor een lid dat niet meer tot die fractie behoort. Ik meen dat dat onjuist is. Als de heer Van Graafeiland uit dit amendement concludeert dat er bij een tussentijdse wisseling in een fractie 100, -- zou toevallen aan het nieuwe lid en niét aan zijn fractie, verwondert mij dat zeer. In het eerste lid van artikel 2 staat immers dat een raadslid zelf kan bepalen aan welke fractie dit bedrag wordt uitgekeerd. De heer Dees is de heer Van der Werff opgevolgd; als ik dit voorbeeld mag nemen, meen ik te mogen stellen dat net in het hoofd van de heer Dees niet zou opkomen die 100, in zijn zak te stoppen en niet ter beschikking te stellen van zijn fractie. Als iemand uit een be paalde fractie treedt, is het nonsens te verwachten dat dat raadslid die 100, toch aan die fractie uitbetaalt. Gedeputeerde staten hebben het college van b. en w. verzocht te bevorderen dat de raad alsnog een regeling vaststelt, waaruit moet blijken wat precies onder een fractie wordt verstaan. Daaren boven dient er dan nog een voorziening te worden getroffen voor problemen die zich kunnen voordoen in de loop van een zittingspe riode; gedacht wordt hierbij bijvoorbeeld aan een afsplitsing. Daar in heeft het college voorzien en wij hebben daarop een amendement ingediend. Het lijkt mij logisch zoiets te bepalen per 1 januari. Er zijn mensen die in één zittingsperiode wel twee of drie keer van politieke kleur veranderen en ik kan mij voorstellen dat het bezwaar lijk is daarin in de loop van een jaar bij herhaling verandering aan te brengen. Ik geloof dat ons amendement een verbetering inhoudt van de oorspronkelijk tekst. Er lijkt mij dan ook geen enkele reden aanwezig om mijn voorstel niét te handhaven. De heer VAN OS: De heer Sandberg heeft voor de schorsing het woord 'kiezersbedrog' in de mond genomen. Ik geloof dat dat woord zeker niet van toepassing is op mevrouw Van Nes en mij. Wij zijn nooit van politieke kleur veranderd. Als wij in dit opzicht als be driegers worden gekenschetst, kan ik de uitslag van de laatstgenoem de verkiezingen daarmee niet in overeenstemming brengen. Uit die verkiezingen blijkt n. 1. dat het percentage kiezers op D'66 beslist niet kleiner is geworden. Met onze brief hebben wij de bestaande situatie willen bevesti gen, niets meer en niets minder. Als het op ernstige moeilijkheden stuit, gaan wij door zoals wij dat tot nu toe hebben gedaan. Wij staan bij iedereen bekend als een fractie; wil de raad dat niet be vestigen, dan moet hij dat weten, maar er verandert in feite niets. De VOORZITTER: Dames en heren. Vanuit de raad is voorgesteld het voorstel van het college terug te trekken. Ik heb dat voorstel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1042