1043 16 SEPTEMBER 1971 nog niet schriftelijk bevestid gekregen. Voorts ligt er een motie van de heer Sandberg, die inhoudt dat de regeling aanvaard moet worden met schrapping van artikel 4. Tenslotte is er het amende ment van de heer Van Banning. Ik blijf erbij dat het hier in de eerste plaats gaat om een vergoeding aan de fracties. In het amen dement op artikel 4 wil de heer Van Banning in januari laten be palen wie die fracties zijn. Ik verwijs in dit verband naar de tekst van de regeling die door het college aan de raad is voorgelegd. In artikel 1 wordt al heel duidelijk gesproken van een fractie ver goeding, terwijl ook in het besluit sprake is van werkzaamheden van raadsfracties. De vergoedingen worden conform de door ons voorgestelde regeling in januari uitgekeerd aan de fracties die dan bestaan. Ik geloof aat dat voor geen tweeërlei uitleg vatbaar is; men kan zo'n vergoeding niet uitkeren aan fracties die in de loop van het komende jaar nog gevormd moeten worden. Gedeputeerde staten willen nu van ons graag weten wat wij onder een raadsfrac tie verstaan. Bezwaren heb ik ook tegen de tweede volzin van het amende ment op artikel 2. In die zin wordt gesproken van "het betrokken raadslid", maar misschien is dat betrokken raadslid wel een fractie! In dat geval zou aan dat raadslid in totaal 400,-- worden betaald. Ik meen dat dat in het amendement onvoldoende tot uitdrukking komt. Het lijkt mij verstandig thans het amendement van de heren Van Banning en Van Overveldt in stemming te brengen. De heer SANDBERG: Ik begrijp de procedure niet helemaal. De heer Van Banning heeft voorgesteld artikel 4 te wijzigen, ter wijl onze fractie akkoord wil gaan met het voorstel van het colle ge, behoudens artikel 4. Naar mijn mening dient dan eerst de schrapping van dat artikel aan de orde te komen. De VOORZITTER: In uw motie heb ik niet met even veel woor den gelezen dat artikel 4 geschrapt moet worden. Als u schriftelijk wilt bevestigen dat u artikel 4 geschrapt wilt zien, dan is dat een verder strekkend voorstel dan dat van de heer Van Banning. De heer SANDBERG: Dat zal ik doen. De heer VAN LOON: Ik geloof dat het goed is even toe te lich ten waarom de heren Van Banning en Van Overveldt met een amen dement zijn gekomen. Onze fractie heeft de mogelijkheid willen uitsluiten dat wij telkenmale geconfronteerd zouden worden met de vraag welke groeperingen als fracties aangemerkt zouden moeten worden. Als u met uw voorstel bedoelt hebt dat in januari de ver goedingen worden uitbetaald aan de fracties die op dat ogenblik bestaan, is aan het belangrijkste punt wat onze fractie voor ogen stond voldaan. Als wij deze toezegging van u kunnen krijgen, lijkt het mij voor de heren Van Banning en Van Overveldt mogelijk hun amendement in te trekken. De VOORZITTER: Uit artikel 3 van ons voorstel blijkt mijns inziens duidelijk dat in januari de vergoedingen worden uitgekeerd aan de fracties die er op dat moment zijn. Dames en heren. Voor mij ligt een amendement, ondertekend door vijf raadsleden, van de volgende inhoud:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1043