1058 16 SEPTEMBER 1971 vermoedelijk meer met de kwaliteit van het onderwijs te maken heb ben dan met een directe pieksituatie. Daarom is het nuttig een totaal visie te krijgen op de plaats van deze kleuterschool. De wethouder heeft mij niet geantwoord op mijn vraag naar het derde mobiele lokaal, zoals dat is opgenomen in het investeringsplan. In dat investeringsplan is ook een post opgenomen voor vervanging van de noodhuisvesting van deze school 1975 - 1976. Mevrouw VAN NES-BRANDS: De wethouder heeft weliswaar toegezegd dat er iets zal worden gedaan aan het oude gebouw, maar dat vind ik een beetje vaag, als ik in aanmerking neem dat het uit gangspunt van de oudercommissie was de slechte situatie van het eer ste noodgebouw. Ik wil er met klem voor pleiten daaraan binnen de kortst mogelijke tijd iets te doen. De lokaaltjes zijn zeer klein en bijzonder warm. Kan de wethouder toezeggen dat er op korte termijn naar een oplossing wordt omgezien? Wethouder BROEDERS: Mevrouw Van Nes wil mij een toezegging ontlokken. Ik meen dat zij uit mijn formulering meer heeft afgeleid dan ik heb gezegd. Ik heb niet gezegd dat er iets zou gebeuren, maar dat er een beslissing zal moeten worden genomen als het onderzoek naar de klachten is afgerond. Op dit moment kan ik niet vooruitlopen op de beslissing die daaromtrent nog genomen moet worden. Ik kan mevrouw Van Nes alleen toezeggen dat ik haar opmerkingen zal mee nemen en er de afdeling snel over wil informeren. De heer Dees heeft het investeringsplan aangeroerd, een onder werp dat mijns inziens niet aan de orde is. De heer DEES: Neen, maar het is een literatuurbron. Als groen tje in de raad heb ik nog niet de gelegenheid gehad dit in de afdeling voor onderwijs aan de orde te stellen. Ik geloof echter dat het geoor loofd is in elk betoog zo'n belangrijke literatuurverwijzing op te ne men. Wethouder BROEDERS: Ja, maar het is een literatuurverwijzing die los staat van alle kritiek die de raad daarop nog kan leveren. Het is nog maar een concept, waarover de raad zijn goed- of afkeuring nog moet uitspreken. Ik ben niet in staat op dit ogenblik direct te ant woorden op vragen over het investeringsplan. Als de heer Dees meent dat uit de trend van de sociografische dienst moet worden afgeleid dat er nu een definitieve beslissing genomen kan worden, gaat hij voorbij aan de ontwikkeling in het kleuter- en basisonderwijs. De vraag is of de integratie van kleuter- en basisonderwijs een belangrijk gegeven is. Wij menen dat het zo belangrijk is dat er ter dege aandacht aan moet worden besteed. De verschillende richtingen die in die wijk aanwezig zijn spelen daarbij een belangrijke rol, waardoor de beslis sing omtrent een openbare kleuterschool voor ons moeilijk te nemen valt. Als wij alleen zouden moeten beslissen over het kleuteronderwijs in die wijk, zou een definitieve huisvesting vrij eenvoudig vast te stellen zijn en te realiseren. Wordt de integratie van kleuter- en ba sisonderwijs mede in de problematiek betrokken, dan wordt de vraag stelling veel moeilijker. De heer Dees zeg ik graag toe dat ik hier over in de afdeling voor onderwijs volledige informatie zal verstrek ken en dat ik tevens de mening van de leden van die afdeling graag zal willen vernemen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1058