11 FEBRUARI 1971
104
Heel In het kort wil ik thans even ingaan op de opmerkingen die
gemaakt zijn over de gemeentelijke herindeling. Ik wil u alleen maar
mededelen - u hebt de stukken inmiddels ontvangen - dat het college be
zig is een preadvies voor de raad op te stellen. Ik stel u in het vooruit
zicht dat wij u zullen uitnodigen om op 25 maart a. s. aan dit wetsont
werp, de toelichting daarop en de kaarten een extra raadsvergadering
te wijden.
Rest mij een enkele opmerking te maken over hetgeen de heer
Van der Werff heeft gezegd over de rampenbestrijding in vredestijd.
Ik mag volstaan met een drietal opmerkingen van mijn kant. In de
eerste plaats wil ik zeggen dat er een organisatieplan voor de bestrij
ding van rampen in vredestijd in de gemeente Breda bestaat. Ik teken
hierbij aan dat de materiële voorziening in Breda bijzonder goed is en
dat men wat deze zaken betreft goed geoutilleerd is. Ik ga u vanzelfspre
kend geen beschrijving geven van dat rampenplan, maar wil er wel van
zeggen dat wij ernstig bezig zijn dat rampenplan te herzien en te actu
aliseren. In dat verband ben ik ook bepaald van mening dat de positie
van de B. B. en het vraagstuk van de algemene hulpverlening daarbij
aan de orde moeten komen. Mijn derde opmerking is dat naar mijn
opvatting ook in dezen een regionale aanpak niet vergeten mag worden.
Duidelijker gezegd meen ik dat de zaak alleen maar goed kan functi
oneren wanneer zij regionaal wordt aangepakt. Dit is mijn opmerking
over de brandweer en de B. B. en andere zaken die de hulpverlening in
algemene zin betreffen. Hiermee wil ik mijn eerste bijdrage gaarne
besluiten.
Wethouder BROEDERS: Ik mag zo maar middenin de rij van spre
kers beginnen en wel bij de heer Van der Werff, die het persoonlijk
niet zo erg vindt dat de begroting drie maanden te laat is. Ik kan mij
dat voorstellen, want hij heeft er namelijk van een bepaalde kant mee
te maken, maar als u zich realiseert wat dit betekent voor de gehele
organisatie van de gemeente, de afdeling financiën en de bedrijven
en diensten, waarvoor de totstandkoming van de rekening 1970, de
behandeling van de begroting 1971 en de voorbereiding van de begro
ting 1972 bijna samenvielen, terwijl u zich voorts realiseert dat het
bestuur daaraan mede leiding moet geven, dan zeg ik toch dat ik per
soonlijk het wel erg vind en dat ik met betrekking tot de democratie van
mening ben dat zij zo moet kunnen functioneren dat natuurlijk de rech
ten en verplichtingen die wij samen hebben wel volledig tot hun recht
komen, maar dat de organisatie en de structuur zodanig zouden moeten
zijn dat men een vacuum zoals dat zich nu heeft voorgedaan - het ou
de bestuur wist niet meer goed wat wel en wat niet te doen - had moeten
kunnen voorkomen. Er komt nog een element bij. Ik moet u zeggen
dat ik het bijzonder prettig vind dat men altijd gemeend heeft dat men
vooruit moet kijken, planmatig moet werken, zaken goed moet over
denken, prioriteiten moet afwegen enzovoort, maar daarbij moet men
dan wel zo snel mogelijk over de goede cijfers kunnen beschikken. Dit
betekent dat de rekeningen op tijd klaar moeten zijn en dat de begro
ting tijdig, voor het betreffende jaar begint, aan de raad moet worden
voorgelegd, omdat u daarmee het middel in handen krijgt om het beleid
in onze stad bij te sturen en te beïnvloeden. Ik kan begrijpen uit welke
overwegingen de heer Van der Werff zijn opmerking maakte. Ik hoop
echter van mijn kant duidelijk te hebben gemaakt waarom ik dat niet
met hem eens ben.
Op de tweede plaats moet ik zeggen dat ik deze begrotingsbe-