1069 20 SEPTEMBER 1971 opheffen van de bank niet zal worden overwogen. Dit houdt in dat de positie van de directie moet worden verstevigd, teneinde de bank op een reële wijze in de Bredase samenleving te laten werken. Hierbij speelt de dekking van de kosten natuurlijk een belangrijke rol. Dit is de achtergrond waartegen u de voorstellen kunt en moet beoordelen. De heer Van Graafeiland heeft ook gezegd zich te kun nen voorstellen dat die bank nog een funktie heeft, maar hij is van mening dat de bank zichzelf zal moeten bedruipen, hetgeen een eis is van zijn fractie. Wanneer dit niet te realiseren is, vindt hij dat de bank moet verdwijnen. Ik wil dat op dit moment nog niet beamen, maar ik kan u wel toezeggen dat wij ons, op het moment dat vast staat dat de bank niet rendabel kan zijn, zullen verdiepen in de vraag wat ons te doen staat. Onze opzet is: een normale dienstverlening, tegen normale kosten, zodat er geen geld bij hoeft. Als de zaak anders zou komen te liggen, zullen wij hierop moeten terugkomen. Dit is echter niet onze intentie, want wij geloven dat de bank op een andere wijze kan blijven werken. Ik heb thans een van de aantekeningen voor mij liggen, waarvan ik niet meer weet of het de heer Van Graafeiland is geweest die heeft gevraagd: waarom is de integratie Hypotheek- en Kredietbank niet overwogen? In antwoord op deze vraag moet ik u mededelen dat u de Hypotheekbank in onze situatie moet zien als een aflopen de zaak. Deze bank is destijds in het leven geroepen om vanuit de gemeente hypotheken te verstrekken aan inwoners ter bevordering van het eigen woningbezit. In latere jaren is die activiteit gestopt, omdat er andere mogelijkheden kwamen. Wij hebben ook niet het voornemen deze activiteit nieuw leven in te blazen, maar ten be hoeve van de nog niet geheel afgeloste hypotheken, zal de Hypo theekbank de noodzakelijke werkzaamheden nog moeten voortzetten. Naar onze mening zou een integratie op dit moment niet veel be tekenis hebben en het is daarom dat wij dit niet hebben overwogen. Overigens krijgt u in het kader van de begroting nog nadere infor matie over de Hypotheekbank. Voorts heeft de heer Van Banning zich verwonderd over het feit dat de wethouder cijfers heeft toegezegd, terwijl deze tot op dit moment nog niet zijn verstrekt. De verklaring ligt hierin dat de ge dane toezeggingen vaak eerst dan worden doorgegeven als de notulen er zijn. Immers, wij kunnen niet alles onthouden. Het is echter inderdaad juist dat ik heb toegezegd dat die cijfers geproduceerd zouden worden voor de vergadering van de afdeling financiën, waar bij overigens de directeur van de Kredietbank niet aanwezig was. Ik zeg u evenwel toe dat ik de cijfers alsnog zal produceren en deze aan de leden van de afdeling financiën zal overleggen. De heer Van Banning heeft er ook op gewezen dat hij met be trekking tot de geografische beperking reeds in de vorige bespreking enige opmerkingen heeft gemaakt. Ik ben daarop inderdaad niet in gegaan: op dat moment is het waarschijnlijk aan mijn aandacht ont snapt. Wij hebben thans echter een voorstel, waarin dit onderwerp in een wat breder verband aan de orde komt. Het is evenwel niet bewust nagelaten om bij wijze van spreken de eer van het voorstel op te eisen. Hij heeft voorts de sociale functie aan de orde gesteld. Bij mijn akkoordverklaring is het deze functie geweest die voor mij de door slag heeft gegeven. In het andere geval zou ik er geen behoefte aan hebben gehad. Het is ook om die reden dat burgemeester en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1069