1070 20 SEPTEMBER 1971 wethouders zich in deze zin opstellen. Mogelijk zijn er twee pun ten waarover de heer Van Banning en ik verschillend oordelen. Hij ziet het als een aangelegenheid van de regio, maar als dat zo is zou de regio ook de risico's van de kredietverlening mede moeten aanvaarden. Wij hebben ons met het voorstel betreffende de regio aangelegenheid heel gematigd opgesteld en hebben gezegd-. Wij wil len de mogelijkheid bieden aan de mensen, die niet in Breda wo nen, maar misschien wel een bepaalde relatie met onze stad heb ben, gebruik te maken van de dienstverlening van de Kredietbank, zonder de bepaling dat het college in bijzondere gevallen kan ver lenen. Voorts hebben wij gesteld: Laten wij de raad voorstellen de ontwikkeling af te wachten als wij de bepaling ruim hanteren, zo dat ook mensen van buiten Breda geholpen kunnen worden. Op dit ogenblik hebben wij nog geen inzicht in het al dan niet toenemen van de aanvragen. De eerste verwachting is dat het aantal niet zo groot zal zijn, maar het kan in sommige gevallen wel prettig zijn dat de mensen kunnen worden geholpen. Wanneer er van een ont wikkeling sprake zou zijn, welke wij op dit moment niet voorzien, waardoor het regionale karakter van de bank wat dichter bij zou komen, dan zullen burgemeester en wethouders de laatsten zijn die dit tegen zullen houden. Wij zijn echter van mening dat het in ver band met de geringe omvang van de bank en het aantal mensen van buiten dat wij verwachten niet zo verstandig zou zijn in die rich ting te sturen. Als hierin verandering zou optreden die onze mening wijzigt, dan zullen wij er zeker op terugkomen. In de tweede plaats bestaat misschien een klein verschil van mening over het volgende. De heer Van Banning vindt dat wij on ze verwachtingen nogal hoog hebben gespannen en dat hetgeen wij hebben voorgelegd niet tot enorme ontwikkelingen leidt. Dit is mo gelijk een schijnbare tegenstelling, want ook onze verwachtingen zijn niet bijzonder groot. Het enige verschil is dat de heer Van Banning verwacht dat wij in de toekomst verliezen zullen leiden, terwijl wij denken dat wij gelijk zullen kunnen spelen. Mevrouw Willems heeft gememoreerd dat er ergens wordt ge sproken over een agressieve werving. Daaraan doen wij niet mee, want ik ben van mening dat het, als wij wat meer bekendheid aan de bank trachten te geven, geen kwaad kan doen. Vorig jaar augus tus zijn wij daarmee begonnen in de vorm van een kleine adverten tie en het informeren van de nieuwe bewoners in de nieuwe wijken. Het bekendheid geven aan de bank wordt dus in beperkte mate gedaan, omdat het budget dat hieraan kan worden besteed niet al te groot is. Bovendien geloven wij dat de gerichte informatie vaak de beste is. Vervolgens heeft zij, en daarbij heeft de heer Van Os zich aan gesloten, de kwestie van de privacy aangesneden: het gevaar van het inbreuk op de privacy maken in verband met de gegevens van de personen. Hierover zijn nogal wat publikaties geweest. U zult ook de publikatie van Prof. Scheffer, de voorzitter van dit bureau, wel hebben gelezen. Hij heeft gezegd dat het stichtingsbestuur op korte termijn zal bestuderen wat hieraan zou moeten worden gedaan. Naar mijn mening heeft het vraagstuk twee kanten. Wij zullen in derdaad moeten proberen er alles aan te doen, hoewel er bij de kredietregistratie al veel gebeurt, opdat de mensen voor inbreuk op hun privé gegevens worden behoed. Hieraan wordt in het gehele systeem duidelijk gewerkt. Toch is het goed nog eens te signaleren dat men hierop attent moet blijven, want iedereen die het goed meent met de mensen is van mening dat die gegevens niet voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1070