11 FEBRUARI 1971
106
is die op de centen zit, maar de man die in het college meedenkt om
dat beleid onder afweging van de verschillende zaken mogelijk te ma
ken. Zoals ik in het begin al heb gezegd moeten wij voorts zorgen voor
een tijdige vaststelling van begroting en rekening. Een ander element
is nog dat wij er misschien meer voor zouden moeten ijveren dat de
gemeentebegroting ontdaan werd van zaken die daarin in feite niet
thuis horen. Ik denk dan met name aan de onderwijsuitkeringen - het
voorontwerp basisonderwijswet gaat die richting al uit - die rechtstreeks
door de rijksregering zouden moeten worden vastgesteld en uitbetaald.
Dit belangrijke deel dat nu op onze begroting drukt en dat in politieke
vergaderingen altijd nogal wat stof doet opwaaien, zou dan op een
juistere wijze en over het gehele land gespreid naar gelijke normen
worden vastgesteld. Ik denk ook aan de sector van sociale zorg. Ik
bepleit wat dit betreft niet dat een en ander wordt onttrokken aan de
invloed van plaatselijke instituten, maar wel dat men, als het gaat
om koppelsubsidies waarbij het vaak voorkomt dat zowel het rijk als
de provincie en de gemeenten moeten betalen - men kan zich daarbij
afvragen of alle drie een en ander beoordelen of dat niemand het be
oordeelt -, deze aan de gemeentebegroting wat vreemde elementen
zou elimineren. Ik meen dat men dan wat de gemeentebegroting be
treft een wat duidelijker inzicht in de eigen mogelijkheden zou krij
gen.
Door de heer Van Loon en anderen is gezegd dat er in de stad nu
eenmaal bepaalde zaken zijn waarvoor kredieten moeten worden gevo
teerd. De heer Van Loon meent dat daarvoor de reserves kunnen worden
aangesproken. U weet dat wij bij de behandeling van de nota over de
reserves ook hebben toegezegd dat dit een mogelijkheid is. Eenmalig
zou inderdaad over de reserves kunnen worden beschikt. Mevrouw Van
Nes gaat een beetje de richting in van een niet-sluitende begroting en
de heer Crul zegt dat hij, als het gaat om bepaalde achterstanden in
te halen, een niet-sluitende begroting zou accepteren. Ik geloof dat wij
nu wel heel goed met elkaar moeten weten waarover wij praten. Een
niet-sluitende begroting betekent namelijk dat wij geen goedkeuring
krijgen van gedeputeerde staten. Het betekent ook dat de uitgaven
gefixeerd worden op het niveau van de voorgaande jaren. Even aanne
mend dat de begroting voor 1972 niet sluitend zal zijn, zal dat bete
kenen dat de begroting voor 1971 maatgevend is voor 1972, zodat
nieuwe activiteiten niet kunnen worden uitgevoerd tenzij u daarbij aan
geeft op welke wijze u die wilt dekken. Dit laatste geldt niet wanneer
de rijksoverheid van mening zou zijn dat er in Breda sprake van een
structureel tekort zou zijn, iets dat naar onze mening in vergelijking
met andere plaatsen in Nederland niet aan te tonen is. Op extra uitkeringen
van het rijk kan naar onze mening dus niet worden gerekend. Bovendien
moet men er rekening mee houden dat het een jaar duurt voordat dit
gehele proces zich voltrokken heeft en dfit u dan jarenlang onder cura
tele staat. Hiermee zeggen wij niet dat zich geen omstandigheden kun
nen voordoen waarin wij toch met een eiet-sluitende begroting zouden
moeten komen, maar wel dat het verstandig is allereerst gezamenlijk
te bezien of wij in staat zijn met een sluitende begroting rond te ko
men. Ik geloof dat wij daarnaast met klem van argumenten moeten
bepleiten die zaken in de begroting te elimineren die ik zojuist heb
genoemd, opdat de objectieve uitkering van het rijk aan de gemeen
te misschien kan worden verbeterd, In dit verband dient wat de eigen
inkomsten betreft ook te worden opgemerkt dat, naar u bekend is, de
wet op het eigen belastinggebied van kracht is geworden, hetgeen de