1088 20 SEPTEMBER 1971 De heer Quadekker vraagt naar de tijdsduur. Ik kan hem zeg gen dat er, nadat het voorstel door gedeputeerde staten is goedge keurd, begonnen kan worden. Met enig optimisme verwachten wij dat dat in november kan gebeuren. Een concrete datum kan ik niet noemen, omdat het voor ait soort werk erg moeilijk is een exacte v planning te maken. Wij hopen evenwel dat het binnen l| £i 2 jaar zal zijn gebeurd, waarnaar wij in elk geval streven. Ik geloof voorts dat er een misverstand bestaat over de 6 wonin gen. Deze zullen voorlopig niet worden afgebroken; dit zal gebeuren als hun functie als wisselwoning komt te vervallen en het wordt ge daan, omdat de ruimte nodig is om de bewoners datgene te geven dat zij willen. Het gaat .hierom dat bepaalde mensen in verband met hun gezinssamenstelling en wensen een wat bredere woning no dig hebben. Gaandeweg zal dit terrein dus worden opgesoupeerd. Straks zullen er dus inderdaad 6 gezinnen een andere woning moeten hebben, maar het is dus niet zo dat deze woningen zo maar worden afgebroken. Verder merk ik op dat het niet belangrijk is in welk actiepro gramma de renovatie was opgenomen. Naar mijn mening is het een verplichting van het college in te spelen op de woningbehoefte die er op het ogenblik in Breda is. Het aan de bewoners om niet ter beschikking stellen van de wo ningen, zoals door de heer Froger is geopperd, is een interessante ideologie, maar de consequenties zijn toch wel iets anders dan dat er geld beschikbaar komt. Overigens hebben wij deze suggestie bestu deerd, u zult dat terugvinden in de nota volkshuisvesting. Wij dach ten dat het een interessant plan zou kunnen zijn, maar wij zijn tot de conclusie gekomen dat het niet de oplossing is voor het probleem, waarmee Breda nu worstelt. Ik hoop dat de heer Froger de discussie daarover wil opschorten tot het tijdstip waarop de nota wordt gepre senteerd. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 42. VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET BESCHIKBAARSTELLEN VAN EEN KREDIET VOOR HET TIJDE LIJK INSTANDHOUDEN VAN PANDEN IN HET GEBIED LEUVE NAARSTRAAT-MIDDELLAAN. De heer BROOIMANS: Bij vorige gelegenheden heb ik reeds mo gen zeggen dat sanering van de binnenstad, en derhalve ook van de ze wijk, wat voorbarig van opzet was. Ik deel dan ook de zorgen die anderen deze avond hebben geuit. Mijn zorg geldt niet alleen het feit dat er door de sanering een aantal lege, ontsierende wrakken f in de binnenstad zullen zijn, want mijn zorg is meer gericht op het sociale aspect van de sanering. Mijn vrees was namelijk dat er voor de mensen die moesten verhuizen niet voldoende vervangende f i woningen beschikbaar zouden zijn. Bij lezing blijkt dit stuk een bekentenis van het college te zijn, want er zijn inderdaad niet voldoende huizen. Nu wordt er voorgesteld een aantal panden tij delijk in stand te houden. Ik moet echter zeggen dat de toestand waarin diverse huizen in dit gebied verkeren miserabel is te noemen en het tijdelijk instandhouden van die woningen vind ik dan ook

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1088