1094
20 SEPTEMBER 1971
gevaarlijk is.
De heer Van Merkom vraagt naar de verrichte onderhoudswerkzaam
heden in het verleden. Over het volgende moet evenwel duidelijkheid
bestaan: deze panden heeft de gemeente in de loop der jaren gekocht
om ze te slopen. Zij zijn niet jarenlang in het bezit van de gemeen
te geweest. De panden maken deel uit van het contingent dat ge
sloopt gaat worden en daarvoor hebben wij geen onderhoudsfondsen,
hetgeen wij voor de eigen woningcomplexen wel hebben, maar wij
moeten ons hierbij behelpen met de marge die elk jaar in overleg
wordt vastgesteld en die nu bepaald is op 270,-- per woning per
jaar. Ik moet u zeggen dat de kosten van dat wat er in de loop
der jaren aan die woningen is gedaan dit bedrag bijkans overtreffen.
U zult zich kunnen voorstellen dat men voor zo'n bedrag bijna niets
kan doen.
De vraag die de heer Jansen over de subsidie van het ministerie
heeft gesteld kan hij denkelijk zelf wel beantwoorden. Deze subsidie
wordt alleen gegeven als er van renovatie sprake is. Zij geldt niet
voor de opknapbeurt van de Gerardus-Majella-wijk en zij geldt dus
zeker niet voor het tijdelijk instandhouden van deze woningen. Op
zijn vraag of de slechtste woningen het eerst ontruimd zullen worden,
kan ik bevestigend antwoorden. Er zijn twee richtlijnen: welke gron
den hebben wij het eerst nodig en welke huizen komen het minst
voor bewoning in aanmerking?
Tenslotte wil ik nog even ingaan op de opmerking van mevrouw
Van Nes, namelijk dat de doorstromingsregeling eventueel moet wor
den opgedrongen. De raad heeft zich op voorstel van het college
terecht akkoord verklaard met een aantal zaken bij de begrotings
behandeling, met name met het sleutelen aan die doorstromingsre
geling. U moet zich echter niet vergissen in de moeilijkheid van
net karwei, want wij kunnen alleen tot resultaten komen als wij
vervangende woonruimte hebben. Wij komen dan op het vlak van
de institutionele beleggers, waarmee het college een tweetal ge
sprekken heeft gehad. Het ziet er hoopvol uit. Bovendien zal het
college zich op korte termijn beraden over een proefprocedure om
de doorstromingsregeling met de wat hardere affecten vorm te ge
ven.
De heer BROOIMANS: Ik wil de wethouder graag danken voor
de wijze waarop hij de vragen heeft beantwoord, maar ik meen
dat hij niet heeft gereageerd op mijn vraag omtrent de aanvang
van de werkzaamheden. De bewoners hebben recht op een draaglijke
behuizing en hoe eerder met het werk zal worden begonnen hoe lie
ver het mij is.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Met zijn opmerking over de werk
groep huisvesting heeft de wethouder deze reactie uitgelokt. Deze
werkgroep kan niet representatief zijn voor de gehele stad en wil
dat ook niet. Zij werkt samen met diegenen die de samenwerking
zoeken en zij wil zich niet opdringen aan alle straten, pleinen en
lanen die er in Breda zijn. Ik vind dat de Bond van huurders en
woningzoekenden in dit opzicht de volle vrijheid heeft zich ook
bezig te houden met de bewoners van de Leuvenaarstraat-Middel
laan, daartoe zelfs het recht heeft als men weet dat deze bond
uitgaat van een verandering van de maatschappijstructuur. Wanneer
ik zie hoe uitzichtloos het probleem van de woningnood in de