1109
14 OKTOBER 1971
of u van deze gelegenheid een druk gebruik zult maken. Tijdens
de pauze heeft het publiek natuurlijk zoals vanouds toegang tot de
receptiezaal.
Ik wijs u verder op een kleine aanvullende agenda. Zoals u
ziet wordt op de eerste plaats vermeld dat punt 314 vervallen is.
Dat is meen ik ook geschied in overeenstemming met het overleg
in de afdelingen. Toegevoegd wordt bijlage nr. 346. Ik stel mij
voor de in deze bijlage genoemde aangelegenheid bij een bepaald
agendapunt te behandelen. Ik zal u daarop t. z.t. nog wijzen,
1. VASTSTELLING VAN DE NOTULEN VAN 25 MAART N. M.22
APRIL, 4 MEI, 27 MEI, 1 JUNI, 8 JUNI, 17 JUNI EN 24 JUNI
1971.
De heer S EVERENS: Op pagina 785 van de notulen van 8 juni
heb ik gelezen (tweede alinea), dat in verband met de Bouvigne-
affaire gesproken wordt over de politieke veiligheid. De politieke
duidelijkheid was hier echter in het geding. Misschien kan de pas
sage in die zin gewijzigd worden?
De VOORZITTER: De correctie zal worden aangebracht.
De heer JANSEN: In de notulen van 1 juni 1971 op pagina
681, vierde regel van onderen, wordt vermeld: "terwijl er per week
ongeveer 30 sportbeoefenaars kamen, wat per halfjaar ongeveer 780
mensen is". Ik meen gezegd te hebben, dat er per week ongeveer
15. 000 sportbeoefenaars waren, terwijl dat per halfjaar dus 390.000
mensen zijn.
De VOORZITTER: U bent hoop ik toch wel zeker van uw me
ning?
De heer JANSEN: Ik had het thuis op mijn papiertje wel staan.
De VOORZITTER: Dan zult u het ook wel gezegd hebben. De
correctie zal in deze geest worden aangebracht.
De heer KROON: In de notulen van 17 juni laat de notuleur mij
zeggen, dat ik als mentor van deze raad zou willen optreden. Ik ben
niet zo verwaand te veronderstellen dat ik de wijze, ervaren leidsman
van dit hooggeacht college zou zijn. Ik heb gezegd: "als nestor".
De VOORZITTER: Dank u wel, mijnheer de nestor.
De heer VAN BANNING: In de notulen van 22 april wordt ver
meld, nl. op blz. 613, dat wethouder Broeders wil reageren op het
betoog van de heer Banning. Ik wil mij nu graag even voorstellen
aan wethouder Broeders: mijn naam is Van Banning.
De VOORZITTER: Dat is mij vanaf de eerste dag dat ik hier ben
al bekend, mijnheer Van Banning.
Na eerdergenoemde wijzigingen worden de notulen vastgesteld.
2. VOORGESTELD WORDT HET VOLGENDE STUK TER AFDOENING