1126
14 OKTOBER 1971
Het past in deze tijd van openheid en democratisering, We kunnen
lang discussiëren over de vraag of de club te groot of te klein is
en of er teveel of te weinig disciplines in vertegenwoordigd zijn;
ik geloof dat we dat maar moeten afwachten. Wij hebben geen
zwaarwegende motieven nu al wijziging in deze opzet te suggere
ren; laten we het maar eens ervaren. Alle suggesties van de burge
rij kunnen t. z.t. worden opgeteld bij de suggesties, die vanavond
al zijn gedaan. We zijn uiteraard benieuwd welke vorm het voor
stel uiteindelijk zal krijgen.
De heer KROON: Ook onze fractie is wel blij met uw medede
ling t. a. v. de plannen die bij uw college bestaan een stedebouw-
kundige adviesraad in het leven te roepen. In het verleden heeft
de raad - in haar vorige samenstelling - herhaaldelijk erop aangedrongen
tot een dergelijk instrument te komen. Ook de democratiseringscom-
missie heeft zich ernstig met deze zaak beziggehouden. Toen enke
le maanden geleden de stedebouwkundige adviesraad in eerste instan
tie ter sprake kwam, heb ik in één van de afdelingen van deze raad
er mijn spijt over betuigd, dat er niet meer en intensiever overleg
is geweest met de democratiseringscommissie, In deze commissie
leefden nl. ook gedachten over de samenstelling van een zg. ex
perimentele commissie (art. 62, lid 2) voor de stadsontwikkeling
en ook daar zijn bepaalde zaken aangekaart. Ik heb in die com
missie, evenals de heer van Duijl hier, ernstig gepleit voor een
binding met de raad. Uit de stukken en studies van verschillende
plaatsen, die over een stedebouw kundige adviesraad beschikken, is
naar voren gekomen dat steeds een binding met de raad bestaat,
omdat enkele leden van de raad vertegenwoordigd zijn in een der
gelijke adviesraad. In de voorbehandeling van dit stuk in diverse
afdelingen heb ik deze zaak nogmaals onder de aandacht gebracht,
omdat ik meende dat dit de juiste handelwijze was. Nu is in de
voorbehandeling van het desbetreffende stuk in de afdeling ruimte
lijke ordening en openbare werken gesteld door uw college, dat
deze binding wel degelijk bestaat en wel op grond van art. 12.
Hierin staat nl. dat de wethouder een regelmatig contact heeft met
de stedebouw kundige adviesraad. Ik heb tijdens de voorbehandeling
ook de toezegging verkregen dat alle notulen van de vergaderingen
van de stedebouwkundige adviesraad en van de besprekingen tussen
de wethouder en de adviesraad ter kennis zullen worden gebracht
van de raad in zijn totaliteit. I. v„ m. deze toezegging heb ik min
der behoefte aan deelname van raadsleden aan de adviesraad, maar
ik breng hier een en ander naar voren, opdat in de openbaarheid
deze toezegging door uw college nog eens kan worden herhaald.
Dat betekent niet, dat ik geen vertrouwen heb in uw toezeggingen
in de afdelingen, maar het lijkt mij verstandig dit punt ook
hier naar voren te brengen, temeer omdat ook door de heer Van
Duijl die binding met de raad uitdrukkelijk is genoemd.
Ik wil nog een enkele opmerking maken over de samenstel
ling van de adviesraad. Men heeft vragen gesteld over het aantal
en de deskundigheid van de leden van deze raad. Ik meen dat wat
dit laatste betreft het wel allemaal deskundigen op een bepaald
gebied zijn, maar alles bij elkaar lijkt het mij niet zo gek. Ik
vraag mij alleen af, bij een samenstelling van de adviesraad van
20-25 mensen, hoe de selectie zal plaatsvinden. Ik kan mij nl.
voorstellen dat u aanbiedingen krijgt van 200 a 300 gegadigden