1129
14 OKTOBER 1971
De heer VAN DUN: Er zijn vrij veel opmerkingen gemaakt en
u zult me niet euvel duiden als ik daarop toch wel wat dieper wil
ingaan. Ik wil echter niet de indruk wekken, dat vanavond uitge
sproken zal moeten worden wie gelijk heeft. Dit strookt niet met
de bedoeling van de mededeling, die ik nu alleen maar wil ver
duidelijken. De mening van het college behoeft niet beschouwd te
worden als het laatste woord. Ik dank de raad voor de positief-kri
tische opmerkingen, die bij de start van dit experiment gemaakt
zijn. Wij zullen hiermede geloof ik gezamenlijk uitdrukkelijk re
kening moeten houden bij het ook weer gezamenlijk construeren
van een definitievere vorm.
Ik moet dan ook beginnen de heer Spanjer enigszins teleur te
stellen t. a. v. zijn opmerking over dialoog tussen overheid en samen
leving; hij vindt dit een goede zaak. Ik meen echter dat deze zin
snede in het stuk fout is. M. i. moet het niet een dialoog zijn tus
sen overheid en samenleving; de overheid maakt een integrerend on
derdeel uit van die samenleving. Ik geloof dan ook dat hier zou
moeten worden gesproken over een dialoog tussen overheid en bur
gerij, maar dat doet uiteraard niets af aan de quintessens van de
opmerking van de heer Spanjer.
De raad zou zich naar mijn mening vanavond in zijn inten
tieverklaring wel moeten uitspreken over de procedure. Dit stuk be
staat uit drie onderdelen, nl. het preadvies, de verordening als zo
danig - deze beide onderdelen staan ter discussie -, en meegestuurd
is ook de procedure, zoals wij ons die hadden voorgesteld. Nu daar
over geen verdere opmerkingen gemaakt zijn, hoop ik te mogen aan
nemen dat het college met deze procedure verder kan werken.
Het is voor de raad mogelijk interessant te vernemen wat de
procedure vooraf is geweest en hoe dit stuk tot stand is gekomen,
opdat men duidelijk weet dat het niet alleen door het college is
uitgebroed. Ik meen dat de heer Severens terecht heeft opgemerkt,
dat dit stuk inhaakt in het proces van democratisering, in het zich
daadwerkelijk betrokken voelen van de burgerij bij het bestuur. In
de vorige raad is dit meermalen besproken, niet in het laatst door
de heer Von Schmid. We hebben een drietal besprekingen gehad in
de afdeling openbare werken en een tweetal besprekingen in de af
deling ruimtelijke ordening. Het stuk als zodanig is naar mijn mening
ook in beide afdelingen aan de orde geweest, terwijl het tevens met
de democratiseringscommissie is besproken. Wat is het uitgangspunt
van dit stuk? Rekening houdend met een zich daadwerkelijk betrok
ken voelen van de burgerij bij de ruimtelijke ordening in Breda,
meen ik dat het stuk ae teneur heeft de burgers uit te nodigen mee
te denken, mee te praten en mee te beslissen in de uitgangspunten
van het stedebouwkundig beleid, die in hoofdlijnen in die verorde
ning vertaald zijn. Wij hopen dat de raad, het college en de ste-
debouwkundige adviesraad in staat zullen worden gesteld uitgangs
punten voor het ruimtelijk beleid te formuleren. Het college ziet
dan in een verdere fase die uitwerking als een duidelijke taak van
het ambtelijk apparaat, nl. van de stedebouwkundige afdeling van
de dienst van openbare werken, een uitwerking die moet geschieden
vanuit de gezamenlijke gekozen uitgangspunten. Op dat moment
komt m. i. de tweede taak van de stedebouwkundige adviesraad, nl.
het in staat' en bij machte zijn op elk moment van de uitwerking
door de stedebouwkundige dienst te toetsen of men nog voldoet aan
die uitgangspunten. Indien dit niet het geval is, zal ae adviesraad