1135 14 OKTOBER 1971 indertijd heb gesteld. Ik heb gezegd "dacht"; bij nalezing van het stuk bleek het niet zo te zijn. Toch blijf ik bij de stelling, dat de raad zeer zwaarwichtige motieven zal moeten hebben als zij een uitbreidingsplan of een stedebouwkundig stuk zou moeten afwij zen. De wethouder heeft zelf even over de Haagse Beemden gesproken. Op dit moment en in dit stadium van voorbereiding vind ik nu juist de zaak Haagse Beemden een schoolvoorbeeld van mijn bezwaren. Het is u immers bekend, dat de opstelling t. a.v. de Haagse Beem den al in een vergevorderd stadium verkeert. Overigens ben ik blij met de toezegging van de wethouder dat de raad in ieder geval zal kunnen kennisnemen van alle ver slagen en van de vergaderingen van de adviesraad. Ik ben ook ver heugd over de toezegging van de wethouder t. a.v. art. 4, dat de adviesraad zelf haar aftredingsprocedure kan vaststellen. Dit was overigens niet alleen een vraag van mij, maar ook een opmerking van eén van mijn collega-raadsleden. Ondanks de opmerkingen die gemaakt zijn en de bedenkingen die ik naar voren heb gebracht juich ik het experiment toch toe en hoop dat het zal slagen, omdat het uiteindelijk een aanzet is om te komen tot een bredere basis, een breder meedenken van de bur gerij in het gehele stedebouwkundige beleid, hetgeen ik een goede zaak vind. Mevrouw VAN NES-BRANDS: De wethouder heeft zojuist gezegd dat het desbetreffende stuk vertaald is. Ik heb die vertaling gekregen en ik zal u nu even een aantal uit verband gelichte woorden daar uit voorlezen: ruimtelijke ordening, leefmilieu, stedelijk milieu, dialoog, beleidsrichting, mobiliseren, incidenteel en informeel, pro cedure, reconstructie, systematisch, problematiek, relatie. Ik neem aan dat u later nog weer een vertaling van deze moeilijke woorden erbij zult leveren. Ik vind het meer een verkorting dan een verta ling. Voor de rest wil ik wel meegaan met wat de wethouder gezegd heeft over het door mij op blz. 2 aangehaalde. Ik heb niet gezegd dat het college de adviezen zou moéten overnemen; ik heb alleen gezegd dat het wenselijk zou zijn als het college de adviezen ge motiveerd zou afwijzen, indien het ze zou afwijzen. Wat betreft de raadsleden in de adviesraad wil ik echter nog één ding zeggen. Wij hebben een aantal commissies, waarin raadsleden zijn afgevaardigd. Ik moet zeggen dat het voor ons nog altijd moeilijk is de medede lingen van de afgevaardigden als een werkelijk stuk informatie te zien. Wij vinden het een vage zaak. Wij hebben het gevoel, dat wij niets terughoren of zien van vele afgevaardigden in een schap of commissie. Wij hebben er dan ook geen enkele behoefte aan opnieuw een raadslid af te vaardigen naar deze adviescommissie. De heer VAN SEVERENS: Ik ben blij met de opmerkingen van de wethouder dat het instellen van dit adviesorgaan, dat als een democratiseringskanaal kan worden gezien, niet inhoudt dat de be reidheid bij het college zal afnemen op stap te gaan naar wijken en buurten teneinde een rechtstreekse vertaling te geven van een stuk beleidsvoorbereiding, beleidsbeslissing en beleidsuitvoering. Mijn zorg t. a. v. de functie van het adviesorgaan is nog niet helemaal weggenomen. De wethouder zegt nl. dat dit orgaan be doeld is om de burgerij uit te nodigen. Formeel heeft hij natuurlijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1135