1138
14 OKTOBER 1971
eft
'k
als
gt
t
ï-
oe-
m-
ies-
e
ren.
;n
-n.
n.
ist
en
van
weer
De interpretatie van beide kanten over het niet-vrijblijvend
adviseren is accoord bevonden, en ik ben blij met de opmerking
van mevrouw Van Nes over de positie van raadsleden in commissies
en ook in deze adviesraad, want dat wil nogal wat zeggen. Dat
geldt niet alleen voor raadsleden, maar ook voor ambtelijke secre
tarissen, en daarom praten we hier over het vermijden van conflict
situaties. Ik geloof dat mevrouw Van Nes en het college daarover
dezelfde mening hebben.
De heer Severens merkt op dat in feite het spel al bij voor
baat door de stedebouwkundige adviesraad is verloren, omdat het
college zich beter toegerust weet en meer gereedschap heeft om
de wedstrijd te spelen. Ik geloof nu juist, dat dit college niet met
dit stuk moet komen als zij van tevoren weet dat zij de wedstrijd
wint. Wij zullen de spelregels misschien wat kunnen aanpassen, zo
dat wij gelijke kansen hebben, b. v. met vliegende keep spelen of
iets dergelijks. Ik geloof dat het een stuk mentale instelling van
het college moet zijn te willen luisteren, anderen kansen te geven en
niet van tevoren te zeggen, dat het college toch duidelijk een ster
kere positie heeft.
De heer Severens vraagt veider of de procedure, zoals we die
nu kennen, ook zal gelden voor andere beleidstaken. Het is de heer
Severens bekend, dat er op het gebied van onderwijs een adviesraad
bestaat, op het gebied van de cultuur de culturele raad, op het ge
bied van sport de sportstichting. Verder t. a. v. de gehele portefeuille
van wethouder de Raaff de bestuurscommissie sociale werkvoorziening
en tenslotte de commissie van bijstand. Ik krijg bijna de indruk dat
wij met de gehele ruimtelijke ordening achteraan lopen i. p. v. voor
op.
De heren Von Schmid en Kroon zijn het meen ik eens met de
gegeven interpretatie.
De heer America en het college hebben elkaar gevonden op
het punt commissies en werkgroepen. Ik wil nogmaals onderstrepen
dat ik deze commissies en werkgroepen van vitaal belang acht. De
heer America wil graag, evenals mevrouw Stockmann, dat in het
reglement wordt opgenomen dat de secties openbaar vergaderen. Als
de raad daarop staat is er onzerzijds geen enkel probleem. Ik meen
dat dit ook weer één van de suggesties is, die doorgegeven moet
worden. Op dit moment mag de heer America van mij geen ant
woord verlangen op de vraag of de raadsafdelingen openbaar zijn
voor raadsleden. Ik geloof dat dat een zaak is, die in een andere
context door de voorzitter van deze raad aan de orde zou kunnen
worden gesteld.
Tenslotte de opmerking van de heer America over de coördine
rende taak van de adviesraad. Hij stelt voor in deze raad discipli
nes op te nemen, die zich die coördinerende taak eigen hebben ge
maakt. Ik moet u er toch op wijzen, dat op het lijstje een socio
loog wordt vermeld, en tot dusverre heb ik nog het volste vertrou
wen in die coördinerende taakuitoefening door sociologen.
Ik wil in tweede instantie de raad nogmaals bedanken voor
de bijdrage, geleverd aan de discussie.
De mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen, in afwach
ting van nadere voorstellen.