1145 14 OKTOBER 1971 vanuit de raad. Men zei het plaatsen van ahobs toch niet zo'n ple zierige oplossing te vinden en vroeg het college te onderzoeken of desnoods met een paar ton meer een betere oplossing mogelijk zou kunnen zijn dan dit, zoals de heer Van Loon dit uitdrukt, beperkte tunneltje. Welnu, het college heeft dit gedaan; er is contact ge weest met de spoorwegen en het contact heeft ons geleerd dat een tunnel met een maximale doorrijhoogte van 2, 50 meter ca. 2\ mil joen gulden zou gaan kosten. De raad vraagt zich nu af waarom dit zo duur is. Zijn er deskundigen in de raad, die het dan achter af bekeken toch niet zo goed weten? Ik geloof dat de raad zich moet bezinnen op eigen deskundigheid, dat is geen taak van het college. Ik wil echter van de kant van het college zeggen, dat wij ons mo gelijk zouden hebben kunnen verkeken op het feit, dat hier niet alleen bouwkosten in het geding zijn, maar dat het construeren van een tunnel een aantal bijkomende kosten oplevert zoals voorzieningen voor de rails, voor de leiding en voor andere zaken. Men moet deze kos ten werkelijk niet onderschatten; vandaar het bedrag van 2\ miljoen gulden. Ik geloof dat het voor het college geen doenlijke zaak is die voorziening a 2\ miljoen gulden te verdedigen. Men komt ver volgens in een eliminatieproces weer terug op het oude tunneltje, dat dan plotseling 971. 000, -- blijkt te kosten. Ik kom hierop straks nog terug. Op dat moment overweegt het college de discus sie in de raad - de raad vindt dit nl. geen goede oplossing - en bezint zich over het bedrag van 971. 000,--. Waar ligt Bovendien de grens van het optimale? Het college heeft dit toen financieel niet verantwoord geacht. Men krijgt dan een bizarre discussie over het afwegen van rendement en kosten en veiligheid en verantwoor delijkheid. Het oude tunneltje kan dus ook niet gerealiseerd worden en dan blijven er twee mogelijkheden over: afsluiting als optimale oplossing of terug naar de ahobs, en dit laatste hebben wij gedaan. Dat is ongeveer het verhaal. Men heeft zich thans in de raad afgevraagd waarom nu plot seling bijkomende kosten d 171.000, worden opgevoerd. De heer Crul gaat hierin nog verder door te zeggen dat hij een toezegging van het college wenselijk zou achten dat in de toekomst anders zal worden gehandeld. Ik geloof dat wij zonder meer moeten zeggen, dat de eerste presentatie van dit stuk en misschien ook van andere stukken op dat punt onzorgvuldig is geweest. Ik geloof dat de raad op elk moment inzicht moet kunnen hebben in bijkomende kosten. Ik heb maar één verklaring voor het feit dat dit niet gebeurd is: meestal moeten die bijkomende kosten gezocht worden in het vlak van de ENWA. In het verleden was het een normale zaak dat bijkomende kosten uit de éénjaarlijkse kredieten van de ENWA werden bestreden. Maar ook hier krijgen wij weer het probleem van de financieringsproblematiek, en ook hier is het niet meer een vanzelfsprekende zaak dat bijko mende kosten uit de éénjaarlijkse kredieten worden bestreden. Apar te kredieten zullen hiervoor aan de raad moeten worden gevraagd. In het verleden werd een en ander geregeld zoals ik u zojuist heb verteld; m.i. zal dit in de toekomst niet langer mogelijk zijn. Ik zeg de heer Crul en andere sprekers namens het college onverkort toe, dat in de toekomst dat inzicht duidelijk gegeven zal worden. Ik geloof dat de raad daarop recht heeft. De heer Sandberg stelt de vraag of er opdrachten zijn verstrekt aan de N. S. en of wij nog een rekening over onkosten te verwachten hebben? Ik koppel deze vraag graag aan een vraag van de heer Van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1145