1150
14 OKTOBER 1971
G. S. Men weet bij G.S. zeer goed wat er in Breda met deze riool-
waterafvoerleiding aan de hand was. Vele besprekingen zijn gevoerd.
Men kende onze financiële problemen en was op de hoogte van de
gehele gang van zaken, ook t. a. v. de moeilijkheden rondom de bio
logische zuiveringen en de voorwaarden die door de Rijksoverheid wer
den gesteld. Het moet mij toch wel van het hart dat ik het bijzonder
jammer vind dat dit uitstel ons in feite minstens een miljoen gulden
gaat kosten, terwijl de leiding, incl. de biologische zuivering, veel
later gereed zal zijn dan aanvankelijk in de bedoeling lag.
Ik vind het verder plezierig dat het Waterschap West-Brabant
8.000.000,-- zal vóórfinancieren van de thans benodigde 9.721.000,
Dit geldt bovendien als een vooruitbetaling op de totale som, waar
tegen de overdracht te eniger tijd, aldus het stuk, uiteraard bij voor
keur zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden. Dit is toch wel een prettig
geluid. Wij hebben ons nl. steeds afgevraagd hoe de overname door
West-Brabant zou geschieden. Ik hoop dat wij zullen uitkomen met die
bijna 45 miljoen gulden, maar dat zal wel een ijdele hoop zijn. Dat
neemt niet weg dat wij nu in een stadium beland zijn, waarin werke
lijk op een goede basis verder gehandeld zal kunnen worden met het
Waterschap West-Brabant over overname in de toekomst.
De heer VAN DUN: Ik ben bijzonder verheugd dat de bedoeling
van dit stuk duidelijk bij de raad is overgekomen, nl. enerzijds uw
raad voor te stellen akkoord te gaan met een kredietverhoging van
5, 7 miljoen gulden, maar anderzijds uw raad in te lichten over het
gehele wel en wee van de rioolwaterafvoerleiding, hetgeen u in 1970
in de begrotingsbehandeling was toegezegd. Ik vind deze tweede in
tentie nog belangrijker.
T. a. v. een aantal al dan niet en meer of minder genuanceerde
opmerkingen aan het adres van G.S. wil ik het volgende zeggen. De
heer Spanjer stelt dat G.S. iets hebben goed te maken. De heer van
Os spreekt over bestuurlijke nonsens. De heer van Merkom, en de heer
Kroon gebruiken andere bewoordingen. Ik wil mij van een kwalificatie
van de kant van het college op dit moment onthouden. Ik kan alleen
oprecht tegen u zeggen dat de heer Broeders en ik meermalen enigs
zins mistroostig uit Den Bosch in Breda zijn teruggekeerd.
Ik vind het ontzettend belangrijk dat alle raadsleden die gesproken
hebben dit gehele project plaatsen tegen de achtergrond van de milieu-
beheersing. Ik geloof dat het voor Breda een bijzonder goede zaak is
en dat het van belang is dat een en ander op dit moment en op deze
manier gebeurt.
Drie vragen zijn nog gesteld. Op de eerste plaats ben ik eigen
lijk wel blij met de vraag van de heer Spanjer, die informeert naar
de bekende lijn van Breda naar Waarden bij Bergen op Zoom en het
zo stil vindt rondom deze lijn. Ik mag de heer Spanjer uitnodigen
er eens langs te rijden, want het is er uitzonderlijk druk. De lijn
is nl. bijna gereed. Maar ik vind het veel belangrijker, mijnheer
Spanjer, dat u deze vraag stelt, omdat er kennelijk vrij veel mis
verstanden bestaan over de functie van die pijplijn of persleiding naar
Waarden en van de bestaande rioolwaterafvoerleiding van Breda naar
het Hollandsch Diep. Men beweert wel eens dat de ene lijn de andere
overbodig zal maken. In dit verband wil ik de raad graag verwijzen
naar een rapport dat een aantal uwer ongetwijfeld bekend is, nl. een
rapport van 1964, opgesteld door de commissie afvalwatervraagstuk
westelijk Noord-Brabant. In dit rapport wordt duidelijk aangegeven