1155
14 OKTOBER 1971
te komen tot een integratie van het totale waterwingebied in Brabant,
waarmee het beoogt het gemeentelijk waterwinbedrijf onder te brengen
in de Noordwest-Brabantse. De realisatie van dit plan is echter tot nu
toe nog steeds niet tot stand gebracht. In Breda blijven wij met de
nare situatie zitten, dat twee waterwinbedrijven hier actief zijn, t. w.
het gemeentelijk waterwinbedrijf en de Noordwest-Brabantse. De
Noordwest-Brabantse heeft voor 1/3 haar gebied in Breda en voor
de rest in de provincie. Deze situatie leidt m. i. tot problemen,
waarmede wij ook in het verleden herhaaldelijk zijn geconfronteerd.
Het is bekend dat het waterwinbedrijf Breda winst maakt. Dit voor
ogen houdend vraagt onze fractie zich af welke zin het heeft op dit
moment met een tariefswijziging te komen. Deze tariefswijziging
wordt in het stuk o. a. gemotiveerd met de opmerking dat het nood
zakelijk is in West-Brabant en Breda gelijksoortige tarieven te han
teren overeenkomstig een afspraak die in het verleden is gemaakt.
Ik kan mij dit voorstellen. Het is nl. een onverdraaglijke situatie
dat aan 2/3 van de Bredase burgers lagere tarieven worden berekend
dan aan het resterende deel. Daarbij komt nog een ander punt. Dit
voorstel heeft nog een andere achtergrond. In april van dit jaar heb
ben wij nl. besloten tot goedkeuring van de verhoging van de tarieven
van het gemeentelijk waterwinbedrijf met 10%. Deze verhoging is door
de prijzenbeschikking van het Rijk en de toenmalige Minister onge
daan gemaakt. Dat betekende dat Breda niet kon overgaan tot ver
hoging van de tarieven en uit de pas ging lopen met de Noord-
Westbrabantse. Het gevolg was wel dat de Noordwest-Brabantse ook
geen toestemming kreeg tot tariefsverhoging, waardoor de zaak onge
veer gelijk bleef. Daarna is er toch een tariefsverhoging gekomen en
was er geen gelijkvormigheid meer in de tarieven. Onze fractie heeft
bijzonder veel moeite met het feit dat Breda nog steeds niet is geïn
tegreerd in het Noordwest-Brabantse waterleidingbedrijf en ik wil de
wethouder verzoeken te bevorderen dat aan deze situatie een eind
wordt gemaakt. Daarnaast is een andere zaak dat ernstige gevolgen
zouden optreden voor de begroting, indien de raad niet akkoord zou
gaan met de voorgestelde verhoging. In dit verband kan men zich
afvragen waarom dit stuk op dit moment wordt ingediend en waarom
niet bij de begroting. Gebleken is nl. dat in de voor ons liggende
begroting al rekening is gehouden met verhoging van deze tarieven
en het niet of slechts gedeeltelijk aanvaarden van dit voorstel leidt
tot een gat in de begroting. Dit gat kan wellicht nog groter worden
als wij rekening houden met de mogelijkheid dat het niet-gelijklopen
van de tarieven van Breda en de Noordwest-Brabantse ertoe zou kun
nen leiden dat Breda het prijsverschil zal moeten bijbetalen t. a. v.
die burgers, die water betrekken van de Noordwest-Brabantse, het
geen nogmaals een extra verhoging met zich zou meebrengen. Ik
wil het in eerste instantie hierbij laten en ik zal gaarne van u ver
nemen wanneer er een eind kan komen aan deze situatie en waar
om op dit moment deze vrij pittige verhoging wordt voorgesteld.
Daarbij wil ik u herinneren aan het feit dat toch ook de overheid
t. a. v. kostenverhoging bepaaldelijk pas op de plaats moet maken.
De heer JANSEN: Ik heb toch wel wat moeite met dit voorstel.
Indien deze verhoging wordt aanvaard betekent dat in een periode
van 2 jaar een verhoging van maar liefst 17Op 1 april 1971
zijn de tarieven verhoogd met 10% en nu willen wij ze weer met
7|% verhogen. Ditzelfde heeft zich in twee jaar tijd voorgedaan