1159 14 OKTOBER 1971 alleen vanuit Breda kunnen beoordelen; het is toch ook wel een n .tionaal probleem. Ik ben het met u eens dat bereikt zou worden dat voor een veel langere periode goed water beschikbaar zou zijn. U heeft gevraagd-af er een planning is. Die is er zeker wat dit gebied betreft. U kunt-verwachten dat binnen enkele jaren enige grondwaterpompstations zullen worden aangelegd in Brabant. Aan de andere kant is men bezig met de voorbereiding van de opslag van oppervlaktewater, dus het opslaan van water ergens in de pol ders van het Westbrabantse als rivieren het water niet zo vlug aan voeren en hiermede te vermijden dat het water in zee wegloopt. Aan de concessie is niet te tornen. Ik geloof dat velen hierop hun tanden al hebben gekraakt. Het is een keihard gegeven, waar mee wij voorlopig moeten verder leven. De heer Crul vraagt waarom dit stuk niet bij de begroting wordt behandeld. Inderdaad is daarop in de afdelingsvergadering door meer dere leden aangedrongen. U heeft mijn motieven gehoord waarom wij dit wensen te scheiden van de begroting. Wij moeten op ieder moment kunnen komen met tariefsvoorstellen t. a. v. onze bedrijven, teneinde te voorkomen dat belangrijke verliezen worden geleden. Bij andere instellingen, die maar eenmaal per jaar met tariefs voorstellen kunnen komen, blijkt dit nl. het geval te zijn. De heer Crul heeft nog een vraag gesteld over de totale winst van de ENWA. Zoals uit mijn antwoord aan de heer van Duijl blijkt, is het bedrijfsresultaat in zijn totaliteit toch maar aan de krappe kant, nl. een netto-resultaat van 400.000,-- bij een om zet van 50 miljoen gulden en investeringen van 100 miljoen gulden. Wij verzoeken uw raad -daarom dringend, om in watertermen te spreken, het bedrijf drijvend te houden, zodat het een rendabele zaak blijft. Wat de vraag van..de heer Crul betreft t. a. v. de incasso neem ik aan dat hij bedoelt dat de mensen in mei een te groot bedrag zouden moeten bijbetalen. Ik kan u hierin enigermate geruststel len, omdat in de opzet van de maandelijkse incasso een norm van 10% is aangehouden voor meerverbruik en kostenstijging. Ik hoop met u dat deze norm voldoende zal blijken te zijn voor de meeste ver bruikers en dat zij niet voor het onaangename feit zullen worden geplaatst belangrijke bedragen te moeten suppleren. Ik wil u nog wel even vertellen wat die 17|% verhoging nu eigenlijk betekent. Een prijsverhoging van 17?% klinkt natuurlijk nogal hard. De vorig jaar door u goedgekeurde 10% verhoging be tekent ongeveer, en vangt u mij nu niet op één cent, 8,-- per gezin per jaar bij een redelijk verbruik, nl. van 100 m3, dat is altijd nog 100. 000 liter. De nu gevraagde verhoging komt neer op 6,-- per jaar per gezin of 0,50 per maand. De heer VAM.DUIJL: Ik heb met belangstelling geluisterd naar het antwoord van.de wethouder. Ik kan u wel zeggen dat er in onze fractie geen behoefte bestaat enerzijds de begroting en ander zijds de bedrijfsvoering van de bedrijven in gevaar te brengen. Wij zullen, zij het toch wel met enige bedenkingen, het voorstel accep teren. De volgende kanttekening wil ik echter nog maken: die 17\°Jo is exclusief B. T.W., zodat de verhoging in wezen 18,2% wordt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1159