1160 14 OKTOBER 1971 De heer MELZER: Ja, dat is waar. De heer VAN DUIJL: Verder wil ik wat de integratie van de be drijven betreft het College uitnodigen ernstig te overwegen het voor stel van 1964 gewoon te vergeten en ongedaan te maken. Ik geloof dat wij er in Breda geen .behoefte aan hebben op zo'n lange termijn met een bedrijf te onderhandelen, temeer daar dit bedrijf in de pro vincie zelf de nodige moeite, heeft het hoofd boven water te houden -- om in deze waterige termen te blijven spreken en temeer daar Breda-wel een rendabele.zaak-is. Ik zie niet in dat Breda de rekening epresenteerd krijgt..van deze integratie, die in wezen niet tot uiting an komen. Ik wil u ernstig uitnodigen te bezien of aan deze gehele zaak een einde kan.worden gemaakt en of dan desnoods een waterwin- bedrijf voor geheel-Breda kan worden gerealiseerd. Daarnaast heeft de wethouder nog een opmerking gemaakt over ge- integreerde bedrijfsvoering. Ik vind dat een juiste opmerking in die zin, dat ik dat gewoon een vanzelfsprekende zaak vind. Ik vind het normaal dat een gemeente die een energiebedrijf exploiteert ten be hoeve van de burgers, verschillende zaken integreert. Dit is m.i. geen verdienste, maar .noodzaak. De heer JANSEN: Hoewel ik het toch moeilijk vind de burgers in deze tijd die verhoging duidelijk te maken, geloof ik toch wel dat er voldoende motieven.aanwezig zijn tot tariefsverhoging over te gaan. Wel ben ik enigszins geschrokken van het slechte bedrijfs resultaat. Ik durf het nl. een uitermate slecht resultaat te noemen wanneer men no,g_,maar-ƒ„400. 000,-- over heeft bij een omzet van 50.000.000,-- en een investering van 100.000.000,--. Aan de wethouder wil ik nog vragen of hij misschien kan zeg gen wanneer die concessie met de Noordwest-Brabantse afloopt. Of is het misschien eeuwigdurend De heer CRUL: Op mijn vraag om deze behandeling uit te stellen tot de begroting stelt de wethouder dat het College van mening is dat het op ieder moment met dergelijke voorstellen moet kunnen komen. Dit is echter in feite hier in het geheel niet aan de orde. Het waterbedrijf bedruipt zichzelf wel en levert ca. 2. 000. 000,-- winst op. Een ander geval is wanneer tarieven moeten worden ge wijzigd i. v. m. kostprijsverhogingen. Het antwoord van de wethouder verbaast mij dus wel enigszins en ik zou graag zien, dat hij in deze zin nog eens op de zaak terugkomt. Tenslotte zegt de wethouder t. a. v. de incasso te hopen dat het lukt. Ja, ik heb daaraan niet zoveel. Ik wil graag van u weten of er een kans is dat deze en andere verhogingen tengevolge hebben, dat belangrijke bijbetalingen zullen moeten geschieden. Ik vind dat verbruikers moeten worden ingelicht, zodra u dit constateert. Mijn laatste vraag aan de wethouder -- ik vind dit één van de belangrijkste vragen -- is over het bedrag van 6,-- per jaar per gezin. In de afdeling heeft men ook over dit bedrag gesproken, maar is dit bedrag later gecorrigeerd tot 17,--. Wat is nu het juiste bedrag? De heer VAN GRAAFEILAND: Het moment waarop blijkt toch nog wel een probleem te zijn, vooral i, v. m. de eventuele relatie van dit voorstel tot de dekking van de algemene dienst. Men concludeert

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1160