ir?
18 OKTOBER 1971
bot liet zou bestaan zou de afdeling ongetwijfeld tot een nega
te d'-'ies aan de raad zijn gekomen ten aanzien van de voorlopige
vaststelling. Daarmee zou op de persoonlijke verantwoordelijkheid van
de betrokken bestuurderen de nadruk gelegd worden.
De heer VAN OS: Wij hebben dit een bijzonder moeilijke zaak
gevonden. Ik weet niet of wij zo erg gelukkig moeten zijn met de
beslissing die genomen gaat worden. De toepassing van die funde-
ringsreduktieregeling is duidelijk onjuist gebleken en volkomen tegen
de regels. Wat hierover in het advies staat wordt toch min of meer
als een soort excuus aangevoerd voor deze verkeerde gang van zaken
bij de continuïteit in de woningbouw.
Voor mij geldt dat niet als excuus en ik zal u eerlijk zeggen
waarom niet. De werkelijke problemen in de woningbouw worden
door dit soort beslissingen versluierd. Het kan best zijn dat op een
bepaald moment de door het Rijk voorgeschreven curve-prijs te laag
is. Als men echter op deze manier probeert er een mo w aan te
passen zal die prijs ook niet op tijd omhoog gaan. Ook Mj zulke
zaken moeten wij de verantwoordelijkheid leggen op de plaats waar
zij thuishoort: bij de rijksoverheid.
Het is niet bewijsbaar dat bepaalde woningen wel gebouwd zijn,
die anders niet gebouwd hadden kunnen worden alleen door te zeggen
dat die woningen er nu staan. U kunt ons echter niet bewijzen dat
die woningen er absoluut niet gekomen zouden zijn als deze beslis
sing niet genomen zou zijn. Wij proeven uit dit alles enigszins de
regel dat het doel de middelen heiligt. Dit beginsel onderschrijf ik
in het algemeen niet en ik keur het zeker af als een gemeentelijke
overheid het gaat toepassen. Dat mag onder geen enkele voorwaarde,
want als men daarmee begint is het eind zoek en zijn er altijd wel
doelen te vinden die alle mogelijke middelen heiligen.
Verder moet ik tot mijn spijt constateren dat ook bij deze kwestie
de informatie toch wat mondjesmaat is verstrekt. Er kwam telkens
weer een stukje bij en -- afgezien van boze opzet -- raadsleden
zijn daardoor toch onvoldoende snel op de hoogte van alle conse
quenties die een eventueel optreden zou kunnen hebben. In de raads-
afdeling voor financiën heb ik mij tot in de laatste bijeenkomst af
gevraagd of wij op onze vraag naar de exacte consequenties van een
afwijzend voorstel van de raad ten aanzien van de goedkeuring van
deze rekening een compleet antwoord hebben gekregen. .Ik ben attent
emaakt op artikel 151 van de gemeentewet en wij zijn nog niet
elemaal overtuigd dat dit toegepast kan worden. Er staat dat in ge
vallen waar de raad om medewerking wordt gevraagd en zijn beslis
sing niet neemt die kwestie automatisch toevalt aan burgemeester en
wethouders. Het lijkt enigszins vreemd dit toe te passen op deze gang
van zaken, maar ik zou er wel vrede mee kunnen hebben. In dit ge
val zou dan ook de verantwoordelijkheid precies komen te liggen op
de plaats waar zij thuishoort: bij het college.
U hebt kunnen zien dat onze fractie heeft meegewerkt aan de onder
tekening van het advies van de afdeling financiën. Dat ging echter
niet -- zoals ik straks al zei -- zonder pijn of moeite. Doorslag
gevend vonden wij hier de constatering, dat het weigeren van een
voorstel tot goedkeuring weinig zinvol is en enigszins lijkt op na
trappen. In ait geval zou dat ook wel erg gemakkelijk zijn. De
gemeenteraad gaat immers ook niet helemaal vrijuit. In een vorige
samenstelling heeft de raad beslist in dit soort zaken een onvoldoende