1169
18 OKTOBER 197]
waren, is voor mij van minder belang. Zij hebben daarmee als
college de volledige verantwoordelijkheid aanvaard. Ik wilde hier
op eigenlijk liever niet ingaan, doch nu moest het.
De toepassing van het raadsbesluit van 1961 was dus blijkbaar
mogelijk -- en ik geloof toch dat dit bewust is gebeurd -- onder
afweging van de in de ogen van het college bijzonder grote be
langen aie speelden, Is het dan zo verwonderlijk wanneer wij dan
nu aan het college zeggen als het door mij gestelde waar is --
dat het nóg zo belangrijk mag zijn als men wel zou willen en dat
de zwaarte van een zaak nóg zo groot mag zijn, doch dat u hieraan
nooit het recht mag ontlenen om raadsbesluiten op een onjuiste wijze
toe te passen? In die zin heb ik er persoonlijk en vooral in de raads-
afdeling op gestaan, dat toch -- vooral gelet op de nu opgedane
ervaringen -- van de kant van uw college deze verklaring zou ko
men.
Ik ben het met wethouder Broeders volkomen eens wanneer hij
spreekt over de toepassing van wetsartikel 257, Wij kunnen ons als
raad geloof ik niet onttrekken aan de taak, die ons is opgelegd
krachtens artikel 151 van de gemeentewet. Wanneer er dan in de
tweede alinea van dat artikel staat dat in geval van weigering van
de raad het college van burgemeester en wethouders moet voorzien,
acht ik dit in de huidige situatie niet van toepassing, Mèt de wet
houder geloof ik ook dat het nu eenmaal een taak van de raad is
voorlopig deze jaarrekening en al wat daarmee verbonden is vast
te stellen. De raad heeft mijns inziens dan ook de taak om ofwel
het advies van de raadsafdeling voor de financiën te volgen ofwel
geheel of gedeeltelijk deze jaarrekening niet goed te keuren. Men
kan niet onder verwijzing naar artikel 151, tweede alinea, deze
taak naar het college terugwijzen.
De heer VAN OS: Ik blijk net als de heer van Banning met wet
houder van Dun van mening te verschillen over diens uitspraak dat
deze regeling achteraf te billijken zóu zijn. Ik vind het heel ge
vaarlijk dat te zeggen, want er valt niets te billijken. Het gaat
er alleen om welke consequenties wij eraan verbinden. Ik heb daar
straks ook heel duidelijk gezegd, dat er mijns inziens niets te bil
lijken is en wat dat betreft blijf ik dus met de wethouder van me
ning verschillen.
Naar aanleiding van de woorden van wethouder Broeders vraag ik
mij af wat men onder informatie verstaat. Ik heb gepoogd -- net
zoals het college dat aan de accountants heeft gevraagd -- nuchter
te signaleren. Dat is mijns inziens van tijd tot tijd heel nuttig. Wij
moeten daarmee van beide kanten vooral doorgaan.
Het is duidelijk dat ik het met de voorzitter volmaakt eens ben,
wanneer voor hem die verklaring helemaal niet nodig is, omdat die
reeds in de gemeentewet staat. Ik vind het ook min of meer on
nodig, terwijl ik er anderszijds ook geen bezwaar tegen heb als dit
in het advies vermeld wordt. Het was voor mij dan ook geen aan
leiding om het advies niet te ondertekenen.
Mevrouw WILLEMS-VAN DOORN: De PAK-fraktie onderschrijft
het verslag van de afdeling voor financiën betreffende de rekening
1969, Bij de opmerkingen van de afdeling financiën met betrekking
tot de funderingsreduktieregeling plaatsen mej. Paulussen en de heer
Crul van onze fraktie nog de volgende kanttekeningen.