1179 18 OKTOBER 1971 De heer VAM BANNING:. Eigenlijk zou ik naar aanleiding van dit punt !«en opmerking-.willen maken. Wij worden nu eigenlijk gecon fronteerd met een bedrag, dat besteed is voor een zwembad, waar van wij op zijn minst mogen zeggen dat de realisatie van de voor genomen uitvoering betwijfeld moet worden. Ik vraag mij dan ook af hoeveel van dit soort projekten er nog lopen, omdat hier toch meer dan een half miljoen gulden mee gemoeid was. Ik kan mij voorstellen dat u mij niet onmiddellijk hierop zult kunnen antwoorden, maar zou het geen aanbeveling verdienen om van systeem te gaan veranderen? Men zou dan moeten zeggen dat men met de voorbereiding gelimiteerd te werk dient te gaan -- dus tot op een bepaald bedrag dat in geldeenheden is uitgedrukt --en ver der moet men zekerheid hebben ten aanzien van de voortzetting van een bepaalde zaak. Zo men hiertoe niet overgaat, dan dient men zich toch af te vragen of dit systeem van werken met de huidige geldschaarste nog wel aanvaardbaar is. Wethouder VAN DUN: Ik ben blij dat de heer van Banning niet tegelijkertijd het antwoord op zijn laatste vraag wil hebben. Ik geloof dat het op dit moment onmogelijk zou zijn te zeggen hoe veel projekten er nog lopen, die eenzelfde leven leiden. Wij heb ben natuurlijk te allen tijde te maken met voorbereidingskredieten, die door de raad geoffreerd zijn. Een overzicht aan de raad en aan de afdeling financiën van de voorbereidingskredieten die verleend zijn naar aanleiding van projekten, die nog niet gerealiseerd zijn, zou zeker de moeite waard zijn. De heer Jansen vraagt of er bij goedkeuring hiervan nog achter stallige kosten te declareren zijn ten aanzien van dit zwembad. Ik zou eigenlijk "jammer genoeg niet" willen antwoorden, want aan vaarding hiervan betekent verrekening met de architect en I. B. C., waarna er een hiaat ontstaat. Als er wat meer kosten zouden zijn, zou dit -- zoals ook de heer Mans zegt duiden op een verdere realisatie van het plan. De heer van Merkom vraagt mij nogmaals wanneer nu is gebleken dat de realisatie twijfelachtig begon te worden. Ik weet geen exacte datum en het gaat ook nooit zo. Op een gegeven moment voelt men de bui hangen en die barst langzamerhand los. Natuurlijk is er vóór 12 maart 1970 wel iets gedaan en wel meer dan strikt formeel tot dan mogelijk was. Men is niet pas op die datum begonnen met besteksklaar maken, maar zeker is het detailleren pas na 12 maart geschied. Tenslotte wil ik naar aanleiding van de epineuze vraag van de heer van Merkom over het al of niet goedkeuren van dit voorstel nog op merken, dat wij ons moeten realiseren dat hier door de gemeente een verplichting, is aangegaan naar derden en dat het college dan die wegen moet bewandelen, die mogelijkheid bieden om aan die ver plichtingen te voldoen. Ik zie dan de mogelijkheid om deze zaken te betalen uit het geoffreerde bouw krediet. Wethouder MANS: Ik wil door de opmerking van mevrouw Stock- mann nog even duidelijk stellen dat er niet twee plannen bestaan. Het uitgangspunt is-, er moet een bad komen. Dat kan wanneer het geld beschikbaar wordt gesteld via de normale weg. Lukt dat niet, aan wenden wij pogingen aan om op een andere manier aan geld te komen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1179