1181
18 OKTOBER 1971
twee over de regiovorming gesteld, dat de ontwikkeling in de regio
Breda nu dient te worden afgewacht. Dit zou enigszins passief uit
gelegd kunnen worden. In verband met vroegere bemoeienissen nemen
wij aan dat dit niet zo bedoeld zal zijn, maar ook dit zouden wij
graag wat concreter zien toegelicht.
De heer KROON: Evenals de heer Severens kunnen wij blij zijn
dat -üw college ons van tijd tot tijd op de hoogte houdt met mede
delingen over de regio- en gewestvorming,. Wat echter de voorlig
gende mededelingen betreft aan ik slechts .zeggen dat de inhoud van
het stuk alleen maat teleurstellend te noemen is. Hieruit moeten
wij immers constateren, dat wij op het ogenblik met name ten aan
zien vap de gewestvorming, niet veel goeds in directe zin kunnen
verwachten. Het spijt mij zeer te moeten constateren, dat het
overleg -- volgens alinea 2 -- tot de erkenning heeft geleid, dat
er op West-Brabants niveau wel vraagstukken ter behartiging bestaan
maar dat men voorlopig in Bergen op Zoom en Roosendaal die boot
volledig wenst af te houden. Blijkbaar is men alleen maar tot de
conclusie gekomen dat getracht moet worden een nauwkeurige analyse
van die vraagstukken te realiseren. Ik moet eerlijk zeggen in de
mening te verkeren, dat die vraagstukken zó duidelijk ter tafel
lagen -- en dat is in het verleden ook al gebleken -- dat wij ze
noch plaatselijk noch regionaal volledig kunnen oplossen. De vraag
stukken worden hier ook genoemd, zoals de Luchthaven, de Reimers-
waalplannen, Moerdijkprojekt en terreinen van recreatie, en zij be
hoeven een gewestelijke aanpak. Ik zou er nog de milieubeheersing
aan willen toevoegen. Mijns inziens zijn al deze zaken uitermate
belangrijk.
Een duidelijk voorbeeld hiervan is de zaak van de vervuiling van
de Donge en de Rode V.aart, die onlangs speelde. Er is toen gebleken
dat -- mede door het ingrijpen van uw college, naar ik meen --
een orgaan dat nog pas in oprichting is, het Waterschap West-
Brabant, de gehele situatie in het Westen beziet en kan overzien.
Het moet toch duidelijk zijn -- ook voor de regio Bergen op
Zoom en Roosendaal -- dat dergelijke zaken niet meer regionaal
aangepakt kunnen worden, en dat wij moeten trachten -- wat het
ook mag kosten -- tot een gewestvorming te komen. De grote
meerderheid van deze raad is naar mijn mening ook steeds gepor
teerd geweest voor verwezenlijking hiervan via de regio's. Ik vind
het dan ook zeer teleurstellend, dat de regio's Bergen op Zoom
en Roosendaal nu wel beter zijn gaan samenwerken, maar dat een
voorlopige afwijzing van een gewest Brabant er het resultaat van is,
en dat men waarschijnlijk meer het oog richt naar de zijde van
Zeeland met betrekking tot andere belangen, die daar een rol spe
len. Dit betreur ik ten zeerste en daarom vind ik deze mededelingen
ook teleurstellend.
Omtrent de regio van Breda zelf komt u op de tweede pagina tot
de conclusie, dat er eigenlijk geen aandrang meer zou moeten wor
den uitgeoefend op Etten-Leur en Oosterhout, hoewel u toch op
24 augustus nog een bespreking hebt gehad naar aanleiding van de
motie die destijds in deze raad is behandeld. Het doet mij deugd,
dat -- zoals blijkt uit uw aanvulling onder 345a -- u bij nader
overleg met de voorzitter van de raad van Etten-Leur toch tot de
overtuiging bent gekomen, dat spoedig vertegenwoordigingen uit beide
raden nog met elkaar zouden moeten praten. Hierover acht ik het