1186 18 OKTOBER 1971 dat niets moet worden nagelaten om beide gemeenten bij het over leg te betrekken. Tenslotte zou ik nog even willen terugkomen op de verkiezing van afgevaardigden naar de regio. Ik meen toch wel dat het ook op deze zaak betrekking heeft. Ik spreek hierover ook namens D'66. Hoewel die verkiezing wat moeizaam is verlopen en praktisch de hele avond heeft geduurd, meen ik toch dat wij nu als raad vol ledig achter die afvaardiging staan. Het typerende in deze vertegen woordiging is mijns inziens dat de leden en plaatsvervangende leden niet steeds uit dezelfde fraktie komen. De partij-politiek heeft hier dus terecht een ondergeschikte rol gespeeld. Bij de discussie over deze zaak is echter door alle frakties geen misverstand gelaten over het feit, dat de plaatsvervangende leden in staat moeten zijn om hun volwaardige bestuursfunctie te vervullen, voorzover dat volgens de re glementen mogelijk is. Zowel de heer van Loon als de heer von Schmid hebben aan deze plaatsvervangende leden duidelijk een functie toegekend. Ik meen ook dat de burgers gemakkelijker hier bij betrokken zullen worden, wanneer wij die afvaardiging zo breed mogelijk zien. Daarnaast blijven de lijnen naar de diverse frakties door het inschakelen van die plaatsvervangende leden gewaarborgd. Daarom wil ik op de raad én op het college een beroep doen van avond uit te spreken, dat in alle overleg betreffende de regio de plaatsvervangende leden volledig betrokken zullen worden. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Er zijn heel wat mensen aan het woord geweest, die eigenlijk allemaal wel ongeveer gezegd hebben wat ik ook graag_toch nog wel naar voren wil brengen. U weet im mers dat de gewestvorming één van onze "geliefkoosde" onderwerpen is. Daarom wil ik mijn gedachten toch uiteenzetten hoewel ik op voorhand moet zeggen, dat vooral de opmerkingen van de heer Dees eigenlijk dezelfde blijken als die welke wij naar voren willen brengen. Hij heeft zelfs het kranteartikel aangehaald, dat ik ook had willen noemen. Allereerst wilde ik ingaan op uw mededelingen inzake de regio- en gewestvorming, terwijl ik op de tweede en derde plaats nog iets wil zeggen over het overleg van leden uit deze raad met de raads leden van Etten-Leur, en over de opmerkingen van de heer Crul om trent de plaatsvervangers. Ik vind het als vele andere sprekers juist dat die mededelingen over de regio- en gewestvorming inderdaad worden gedaan. Het is van belang dat de raad ook de gelegenheid krijgt aan de discussies hierover deel te nemen, terwijl er bovendien een mogelijkheid be staat voor de leden van de regioraad om een verantwoording terug naar de raad af te leggen. Ik verzoek dan ook van u nadere toe zegging dat die rapportage in de toekomst zal worden voortgezet, zodat ae raad steeds de gelegenheid zal krijgen zich uit te spreken. Uw mededeling bevat een aantal gevolgtrekkingen die u heeft ge trokken uit het gezamenlijk overleg van de drie regio's dat op 2 september plaatsvond op initiatief van de regio Breda. Volgens perspublikaties was het een moeizaam overleg en het blijkt --en dit is ook van die zijde bekend gemaakt -- dat de regio's Bergen op Zoom en Roosendaal niet geporteerd zijn voor gewestelijke samenwerking. De regio Breda heeft een blauwtje gelopen en dat is jammer. Ik wil zelfs de opmerking van de heer Dees nog iets afzwakken, want zelfs van "samenhokken" lijkt mij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1186