1187 18 OKTOBER 1971 op het ogenblik nog. .weinig,.sprake. Na de vergadering, van. het regio-overleg Breda van juni j. 1. had den wij althans de indruk, dat binnen de regio Breda toch wel stem men opgaan voor dat gewestelijk verband. Ik laat hier buiten be schouwing in welke vorm dat zou moeten zijn. Er vond en er vindt een bepaalde gedachtenvorming plaats, terwijl ook de publieke opinie hiermee bezig is. Helaas kunnen wij niet nagaan welke argumentatie de regio Breda heeft gebruikt tijdens het overleg in september om deze gedachtenvorming op de twee andere partners over te brengen. Van de bijeenkomst van 2 september is namelijk geen verslag beschik baar. Dat vind ik jammer, omdat het ons verhindert een indruk te krijgen van wat door de verschillende gesprekspartners ter tafel is gebracht. Ik kan daarom uit dat gesprek geen eigen conclusies trek ken. Van de voorzitter zou ik dan ook gaarne vernemen waarom zo'n verslag niet is gemaakt, terwijl dit wel het geval was bij vorige bijeenkomsten van_.het regio-overleg, waarvan immers verslagen voor de raadsleden ter visie liggen. Ik ben dan nu aangewezen op uw con clusies, mijnheer de voorzitter, en deze laten ons weinig hoop voor een redelijke vorm van samenwerking in West-Brabant. Ik zei al dat deze gedachten een ontwikkeling doormaken, want wij horen steeds meer mensen, die menen dat de regionale schaal te klein is voor de aanpak van nieuwe problemen en moeilijk te hanteren za ken. De confrontatie in de afgelopen weken met de moeilijkheden op het gebied van de watervervuiling zijn daarvan toch wel een voor beeld. Eens te meer menen wij dat het totale West-Brabant de schaal zal moeten zijn waarop de beleidsbeslissingen genomen zouden moeten worden, die in het gewest leiden tot uitvoering van taken. De reden waarom velen tot die conclusie komen is dezelfde als onder meer ook tot uitgangspunt heeft gediend bij de opstelling van het streek plan West-Brabant. Wij liggen namelijk in het spanningsveld tussen de zeehavens- en industriegebieden van Rotterdam en Antwerpen. Hierbij dient zich onmiddellijk de boven-regionale problematiek aan. Het streekplan spreekt namelijk van nieuwe ontwikkelingen, die uitgaan van nationale beleidsdoelstellingen. Juist die nieuwe ontwik kelingen, met alle gevolgen voor ruimtelijke ordening, doen velen de noodzaak van een West-Brabants beleid inzien. De heer Kroon noemde al een aantal voorbeelden hierbij, maar ik wil er nog even verder op ingaan. De veelbesproken Luchthaven wordt niet genoemd in het streek plan en een beslissing op nationaal niveau is niet genomen. Wel hebben dezer dagen autoriteiten uit de Rijnmond uitgesproken, dat huns inziens een luchthaven noodzakelijk is in Zuidwest Nederland. Ook Antwerpen pleit voor een Benelux-luchthaven in onze streek. Als wij dan in dat spanningsveld liggen hebben wij dergelijke uit spraken serieus te nemen. Verder komt de regio Bergen op Zoom een weinig eerder met een struktuurplan, waar deze luchthaven het Reimer sw aalplan een groei zou kunnen garanderen in de regio bin nen enige tientallen jaren tot 800.000 inwoners. Het streekplan spreekt in dit verband van een groei tot 100.000 inwoners. Wie van de twee maakt nu een druk- of een denkfout? Het is echter zeker, dat er nieuwe ontwikkelingen op gang komen, en tevens dat zij een begeleiding en vooruitzien vereisen op bestuur lijk niveau. Ook het streekplan vraagt hierom. Het overleg van de drie regio's zal dan ook wel tot dezelfde conclusie moeten komen na de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1187