1188 118' 18 OKTOBER 1971 door u in het vooruitzicht gestelde analyse van vraagstukken in West- Brabant. Niettemin moet worden vastgesteld, dat de regio's Bergen op df Zoom en Roosendaal een gewest West-Brabant niet noodzakelijk achten. W Ons inziens is dit ook niet zo verwonderlijk, omdat het namelijk is d; ingebakken in de taakstelling van een plaatselijk bestuur om op de eerste plaats op de bres te staan..voor de eigen ontwikkeling. Het z; vereist heel wat zelfoverwinning voor een gemeentebestuur zich in te passen in een groter geheel en een deel van de eigen verantwoorde- ut lijkheid over te dragen.. Al. gauw wordt dan de term "uitholling van v; bestuurskracht" gebruikt, maar dat geschiedt dan ons inziens ten on- gi rechte. Wij zijn dan ook overtuigd van het feit, dat een gezamen- w lijk West-Brabants bestuur op korte termijn niet van onderop van de hi grond zal komen, als men tenminste daaronder verstaat dat gemeente- m besturen of een gezamenlijke afvaardiging daarvan van onderop daar- zi toe niet zullen overgaan. m In uw mededeling wordt gerept over een periodiek contact. Dit su klinkt heel loffelijk, doch het lijkt verdacht veel op het in ere her- sl stellen van de oude WEB. Wij zien twee mogelijkheden om te komen tot een bestuur, dat nodig is voor de begeleiding van nieuwe ont wikkelingen. In de eerste plaats kan het gewest van bovenaf worden ei opgelegd via een gewestwet in welke vorm dan ook. De tweede moge- w lijkheia schuilt in een uitgroei van onderaf, maar dan niet via de ri gemeentelijke bestuursorganen doch via de maatschappelijke organi- w saties, die reeds in het gewest werkzaam zijn en die meer en meer w aangewezen zullen zijn op denken en werken in gewestelijk verband g< voor een behoorlijke uitvoering van hun taken. Wanneer dit in de st praktijk zo tot stand zal komen dan zou een kanalisatie hiér kunnen z leiden tot een gewestelijke samenwerking in het uitvoerende vlak. sj Het is dan echter heel goed mogelijk dat er een hiaat zal ontstaan h: tussen het werken in gewestelijk verband en de begeleiding van dat werk op bestuurlijk niveau. Een stuk begeleiding zal tenminste kun- w nen ontstaan door de opstelling van een structuurplan ter nadere uit- w werking van het streekplan, maar ook dat is een gewestelijke zaak t< en ook daar kan zich een leemte voordoen in het bestuurlijke over- ii leg. w Voor bundeling en kanalisatie in het uitvoerende vlak zien wij li mogelijkheden in de door het provinciaal bestuur geïntroduceerde rr streekcommissies. Deze worden voorgesteld in de discussienota van w gedeputeerde staten "Inspraak met betrekking tot streekplanologie rr en territoriale indeling". Het provinciaal bestuur ziet in de streek- d commissies een gewestelijk denkend orgaan, dat inspeelt op de ruim telijke problematiek en dat zich mede verantwoordelijk voelt voor g de realisatie van de gewenste streekontwikkeling. De commissies ir zijn bedoeld als schakel tussen bestuur en bevolking bij de voorbe- ii reiding én bij de concretisering van het streekplan. Wij menen dat b wij met het georganiseerd maatschappelijk leven in beraad moeten d gaan -- op welke wijze dan ook -- om tot een gezamenlijke aan- ii pak der vraagstukken te komen. Ik mag op dit punt misschien aan- w sluiten bij wat de heer Dees heeft gezegd, want ook wij menen dat d de politieke partijen misschien een oplossing zouden kunnen bieden tc om op dat vlak een gezamenlijke aanpak te realiseren. Intussen k achten wij het niet uitgesloten dat het regio-overleg Breda een v ondersteuning en begeleiding zou kunnen geven aan een gewestelijke 1 uitvoering, bijvoorbeeld via zo'n streekcommissie. si

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1188