1191
18 OKTOBER 1971
De VOORZITTER: De vergadering wordt heropend.
De VOORZITTER: Dames en heren. Ik zal nu met de beantwoor
ding beginnen. Het was bepaald niet mijn bedoeling, dat met het drin
ken van de koffie de belangstelling aanzienlijk zou afnemen, doch dat
blijkt wel enigermate het geval te zijn.
Ik wil proberen u de zaken uiteen te zetten zoals zij door het col
lege van burgemeester en wethouders van Breda worden gezien. Ik cal
culeer daarbij in de opvattingen van de regio Breda, die nagenoeg pa
rallel lopen.
In de eerste plaats meen ik u de toezegging te moeten doen, dat
van de kant van het college van b. en w. van deze stad op regelmati
ge tijden mededelingen aan de raad zullen worden gedaan, ook al zeg
gen enkele wethouders in mijn naaste omgeving dat ik die maar in mijn
eigen tijd moet opstellen, omdat zij zoveel tijd kosten. Toch geloof
ik dat het van belang is dat u min of meer regelmatig geïnformeerd
wordt, en zeker zal de raad op de hoogte blijven van de ontwikkelingen
in regio en gewest. De heer Severens heeft daar ook al naar gevraagd.
Ik dacht ook dat ik om te beginnen moest toezeggen, dat de methodiek
van informatie over de regio Breda - waarbij alle stukken voor de raad
ter visie hebben gelegen - ook bij de institutionalisering van dat over
leg op a.s. donderdag in de regioraad minstens gehandhaafd moet blij
ven. Ik geloof echter dat dit ook mogelijk moet zijn in de vorm van
mededelingen, die u regelmatig van de ontwikkelingen in kennis stel
len.
Op de tweede plaats wil ik graag terugkomen op een vraag die
van verschillende kanten is gesteld over de wezenlijke betekenis van
de gewestvorming en van de regiovorming. De heer Severens zei als
eerste: "Wie zal wat op welk moment tot stand brengen. Ik moet u
allereerst nog eens zeggen welke bijzondere betekenis dat West-Bra
bant heeft, ook al heeft de heer Severens, evenals mevrouw Van Nes,
vrij duidelijk aangegeven wat hij onder die gewestvorming en speciaal
onder de taak van dat gewest verstaat.
In de tweede nota ruimtelijke ordening staat dat gebied zelfs
aangegeven als een tweede stedelijk zwaartepunt in Nederland. Er is
dan ook een heel duidelijke analyse te maken van de vraagstukken
die in West-Brabant aan de orde zijn. Er bestaat dan ook geen twijfel
aan, dat juist door de ligging van West-Brabant - tussen Rotterdam en
Antwerpen met aan de andere kant de Zeeuwse streken - dit gebied een
zeer speciale toekomst tegemoet kan zien. Er zijn nu in West-Brabant
een groot aantal vraagstukken, die waarlijk niet alleen van west-bra-
bants belang zijn. Ik wijs hier op de drie grote projecten in dit gebied
zoals de Reimerswaalplannen, de tweede nationale luchthaven en ook
Moerdijk waarvan ook al eerder is gezegd - zie de nota's van de re
gio dat deze zaken duidelijk het west-brabants belang te boven gaan.
Dit geldt ook voor vraagstukken van de milieuverontreiniging, al moet
gezegd worden dat het Waterschap de watervervuiling voortreffelijk
aanpakt. Ik geloof ook dat de west-brabantse besturen de taak hebben
die zaken bestuurlijk te volgen in samenwerking met dat waterschap.
Dat is ook gebeurd, en het was ook de bedoeling van mijn interventie
als voorzitter van de regio om die gebieden op bestuurlijk niveau in
de regio samen te brengen.
Dit alles maakt het natuurlijk duidelijk dat - ook al zijn de pro
blemen niet van uitsluitend West-Brabants belang - het toch wel van
ongelooflijke betekenis is dat West-Brabant zich juist op deze vraag-