11 NOVEMBER 1971 1220 De heer VON SCHMID: Er zijn hier al diverse alternatieven aan gedragen. Er waren drie sprekers aan het woord, die er elk één genoemd hebben. Op zichzelf is het mijns inziens ook juist dat men bij een kri tische opstelling tegenover het stuk van b„ en w. - dat zal ook de dub- belfractie aan deze kant van de raadszaal dus doen - inderdaad met een alternatief komt. Wij zullen dat straks ook doen en weer met iets anders naar voren komen. Het lijkt mij bovendien dab men vanavond niet anders verwacht. Ik moet echter alleen wel zeggen, dat zich hier toch eigenlijk weer iets wreekt, wat ik altijd jammer vind. Bij heel belangrijke zaken als deze, die de hele Bredase gemeenschap betref fen, door alle partijgeledingen heen, ontbreekt eigenlijk het onderling overleg vooraf om te bekijken wat men nu het beste kan doen voor de stad. Ik geloof dat wij, als een dergelijk overleg gepleegd zou zijn, niet zo erg de mist in zouden gaan als wij vanavond waarschijnlijk zul len doen. Ook meen ik dat het onderling overleg dat wij kenden in het begin van deze raadsperiode een richtlijn had kunnen zijn voor het on derhavige probleem. Ik verwijs hierbij ook nog even naar de boodschap die wij toen aan de raad gebracht hebben. Het is zo niet gebeurd, maar ik moet nog wel zeggen dat wij dat betreuren. Nu heb ik nog enkele opmerkingen over het onderwerp van van avond: Het Turfschip zelf. Als wij ons afvragen hoe het komt dat wij hiermee zitten meen ik dat dit te maken heeft - en dit is ook te be luisteren uit de woorden van de heer Sandberg - met de visie dat Breda de regiohoofdstad moet zijn. In dit kader werd indertijd dat Turfschip noodzakelijk geacht. Wij kunnen gerust zeggen, dat in die verwachting van het steeds maar groeiende Breda en in de visie die men op Breda in West-Brabant als geheel had indertijd ook die gedachte van het Turf schip uitstekend paste. Ik moet wel opmerken, dat er toen ook al waar schuwende stemmen zijn opgegaan, terwijl er ook toen al prognoses zijn geweest. De heer Mosheuvel heeft toen al gesteld, dat dit eigen lijk voor Breda niet mogelijk was. Tot nu toe is er eigenlijk niets ge beurd dat hem in het ongelijk heeft gesteld. Ik wil mij verder niet te lang bezighouden met de geschiedenis van de zaak. Het Turfschip is op het ogenblik in zinkende toestand en de ge meente wordt voortdurend verzocht ongelooflijke sommen gelds in dat zinkende schip te pompen tot in lengte van dagen. Voorlopig is im mers nog niet te zien wanneer dat zal eindigen. Nu ligt op dit moment het voorstel van het college van b. en w. voor ons met de aanvullingen, die wij intussen nog ontvingen naar aan leiding van de vragen die in de openbare afdelingsvergadering op don derdag 2 november over dit probleem zijn gesteld. Dit alles konden wij hierbij als achtergrondinformatie gebruiken. Naar onze smaak moeten wij dit voorstel zien als een gevolg van de reeds eerder gestelde vragen en van de opmerkingen die hier op 24 juni in het debat over het Turf schip zijn gemaakt. Op die datum ging het college onzes inziens nog nagenoeg geheel uit van de perspectieven van het Turfschip oude stijl. Men wekte toen de indruk dat er alleen aan de structuur, aan de be drijfsvoering en de tarieven gedokterd zou moeten worden. Het voor stel dat nu voor ons ligt zegt duidelijk, dat het Turfschip oude stijl niet meer mogelijk is. De oorspronkelijke doelstelling moet worden uitge breid. In dit verband duikt dan het gemeenschapsbeginsel op en dit is hier al een paar maal zeer uitvoerig toegelicht. De erkenning door het college, dat het Turfschip oude stijl geen toekomst heeft, beschouwen wij als pure winst, en is naar onze smaak te beschouwen als een stap in de goede richting. Het is echter slechts een halve stap. Wij krijgen immers dan toch nog weer gepraat fever die regionale functie van Breda,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1220