11 NOVEMBER 1971
1222
wel - en ook die twijfel is hier al eens uitgesproken - of zij nu in staat
zijn een probleem als dat van het Turfschip, dat heel eigen eisen stelt,
in zijn volledigheid te overzien.
Tenslotte wordt nog de heer Sliepen genoemd. Hij is hier aanwe
zig, naar onze mening een zeer goed V.V.V. -directeur en bovendien
een aardige man, maar wij vragen ons af of hij als deskundige gezien
moet worden inzake het vraagstuk van het al of niet voortzetten van
het Turfschip.
Het woord "rammelend" is vanavond al gebruikt en ik vind het
juist het aan te houden. Het blijkt opnieuw van toepassing op een ei
genlijk losgeworpen zin op pagina 2 van het voorstel, die eindigt met:
"zij het dat adequate voorzieningen op het gebied van hotelaccommo
datie, uitgaansmogelijkheden en dergelijke gewenst worden geacht"
Wij zouden ons kunnen afvragen hoe het in hemelsnaam mogelijk is
dat dit in zo'n bijzinnetje eventjes zo tussen neus en lippen wordt op
gemerkt zonder dat er verder iets over wordt gezegd. Zou dit nu ver
regaande naïviteit zijn of een poging de raad op een of andere manier
zoet te houden? Ik denk dat iedereen toch wel weet dat nu juist één
van de kernoorzaken voor het falen te vinden is in die gebrekkige hotel
accommodatie en uitgaansmogelijkheden die het voor veel mensen niet
aantrekkelijk maken in Breda een congres te gaan houden. Slechts een
dergelijke laconieke conclusie wordt in het voorstel getrokken, maar
deze is onzes inziens in feite een dodelijke conclusie door het feit dat
er niets is. Er zal echter iets aan gedaan worden. Bovendien zou men
zich kunnen afvragen wanneer die voorwaarden ooit vervuld zouden
kunnen zijn, doch daarover wordt helemaal niets gezegd.
Nu wil ik nog iets zeggen over het element van de gemeenschaps
activiteiten, dat door het college wordt ingevoerd. Daarvoor ziet het
college een aanmerkelijke uitbreidingsmogelijkheid als de bereikbaar
heid wordt vergroot door onder meer een accentuering van de service
en hantering van een flexibele tarievenpolitiek. Eerlijk gezegd menen
wij dat ook op dit punt alles weer even vaag wordt gehouden, want er
worden geen concrete opmerkingen gemaakt. Opmerkelijk is, dat juist
de nota van de Culturele Raad in dezen de verdienste heeft een opsom
ming te bieden van de gedachte activiteiten. Het college van b. en w.
heeftin zijn voorstel die moeite niet genomen en praat in het vage over
dergelijke activiteiten, zonder nadere aanduiding van wat men daaron
der verstaat. Die activiteiten hadden naar onze mening echter toch wel
in het stuk moeten worden uiteengezet. De vraag of de financiële en struc
turele basis voor deze activiteiten aanwezig is wordt nergens voldoende
beantwoord of zelfs helemaal niet beantwoord. Ik wil vooropstellen dat
ook voor ons de gedachte aan gemeenschapsactiviteiten sympathiek is.
Men kan dergelijke activiteiten echter beter elders op een gezonde ba
sis financieren dan ze een gammele onderbouw te geven in een zinkend
Turfschip dat zoveel geld kost dat vele noodzakelijke subsidies op ge
meenschapsniveau achterwege moeten blijven. Een amateurtoneelver-
eniging zal bijv. méér hebben aan een flinke subsidie dan aan de toe
zegging zonder subsidie in een duur Turfschip te mogen optreden. Zo
zal het waarschijnlijk ook gesteld zijn met een heleboel andere vereni
gingen in de stad. Intussen hangt volgens het college het welslagen van
deze activiteiten nauw samen met de beleidsvoering van het Turfschip,
welke op haar beurt weer te maken heeft met de kansen van het voort
bestaan van het Turfschip in het algemeen. Ofschoon wij eigenlijk van
mening zijn dat het Turfschip niet kan bestaan in Breda, is het toch
interessant de beleidsvoering in het geheel in ogenschouw te nemen.