1225 11 NOVEMBER 1971 dat wij nog steeds staan bij de vraag van 24 juni of het Turfschip het waard is het jaarlijks zo'n enorme gemeente/bijdrage te laten opslokken. Wij vinden dan dat er in Breda zóveel andere zaken zijn, die hoognodig voorzieningen vragen welke voor het welzijn van de bevolking en voor de stad noodzakelijk zijn, dat men toch wel van zeer goede huize zal moeten komen om ons ervan te kunnen overtuigen dat daaraan zoveel geld zal moeten worden onttrokken om dit schip drijvende te houden. Alleen een zichzelf bedruipend Turfschip is naar onze mening verant woord. Het voorstel van het college geeft ons dus geen enkel vertrouwen in de toekomst van het Turfschip. Over het stuk zelf hoef ik nu niet verder te spreken, want daarover is al genoeg gezegd waarmee wij het helemaal eens zijn. Wij zouden nog met nadruk willen stellen, dat wij het ten zeerste zouden betreuren als men het Turfschip verder zou gaan gebruiken als vlag i. v. m. de regionale functie van Breda. Wij hopen daarom dat het college vanavond in ieder geval dit voorstel zal terugnemen - het zal waarschijnlijk niet geaccepteerd worden - en dat het met gefundeerde voorstellen zal komen over de mogelijkheid van verkoop. Ook is het nog mogelijk dat men met een totaal ander plan ter tafel komt - dit zie ik nu echter helemaal niet - dat ons ervan zou kunnen overtuigen dat het allemaal wel zal kunnen. Hiermee komen wij dan weer in de richting van degenen, die hier gepleit hebben voor een veel verdergaand onderzoek dan tot nu toe heeft plaatsgehad. Ik kom hiermee tevens terug op mijn eigen vraag van 24 juni naar een werkelijke analyse. Zo lang zo'n analyse er niet is, zeggen wij gewoon dat wij het flagrant in strijd achten met de belangen van de Bredase bevolking, wanneer deze zaak wordt voortgezet. Dit zijn dus mijn op merkingen over öns alternatief. Verder wil ik nog naar aanleiding van de woorden van fractievoor zitter Van Loon zeggen, dat hij wel heel wat overhoop heeft gehaald. Toen hij begon vroeg ik mij af of er in Breda nog wel iets deugde, want het ene instituut na het andere bleek ook al in min of meer noodlijdende toestand te verkeren. Verder kwam bij mij de gedachte op dat het Turf schip bij het voorstel van de K. V. P. toch wel een beetje gaat fungeren als de zak van Sinterklaas: laten wij alles maar daarin stoppen. Toch wil ik hiermee helemaal niet zeggen dat dit geen serieuze poging was, maar ik meen dat dit ontzaglijk veel overhoop haalt en als men dit zo plotseling op zich af hoort komen dan lijkt het mij, dat wij daar als raad op dit moment bijzonder weinig zinnigs over kunnen zeggen. Ik meen dat het gebruik van het Turfschip voor die andere zaken ontzet tend veel complicaties tot gevolg zal hebben. De heer Van Loon zegt dat dit allemaal wel kan, maar ik geloof dat dit alles enorm in de knoop zal geraken. Ik zie hierbij nog af van de vraag of wij zonder meer de Schouwburg en de Beyerd moeten afschrijven. Wij moeten erg voorzichtig zijn met iets dat zo plotseling op een avond naar boven komt. Tenslotte wil ik over de mening van de heer Sandberg ten aanzien van het falende directiebeleid nog iets zeggen. Wij hebben ook kritiek op dat beleid, maar het is voor ons de vraag of wij - gezien de complexi teit van de factoren die in het geding zijn en de totale verhoudingen die binnen het Turfschip hebben geheerst - de conclusie mogen trekken dat één man verantwoordelijk is voor dat falende beleid: de directeur. Wij zouden ons bijvoorbeeld kunnen afvragen of hij heeft kunnen wer ken zoals zijn functie dat zou doen veronderstellen. Zo lang deze vraag nog niet is beantwoord kunnen wij niet meegaan met een wegzenden van de directeur die thans in functie is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1225