11 NOVEMBER 1971 1236 Ik wil de raad betrekken in de vraag wat nu de taak van het college van burgemeester en wethouders is. Aan dit college of welk college dan ook -- mag de situatie waarin het Turfschip zich bevindt niet verweten worden. Het Turfschip is een gezamenlijk avontuur van raad èn college geweest en wij zijn in dit avontuur bij elkaar gebleven, hoewel de raad wel van het college mag ver wachten dat het als dagelijks bestuur van de gemeente met een werk baar stuk zal komen als het Turfschip in de raad behandeld wordt. Het stuk moet van dienst kunnen zijn bij het nemen van beslissingen. Als de raad daarin teleurgesteld wordt, moeten wij daarover praten. Het college heeft het recht enige woorden te wijden aan de gedachten- gang die schuilgaat achter dit stuk. Op voorhand wil ik de neer Crul mededelen dat de behandeling van deze zaak niet is voorbereid door een commissie van wethouders, bestaande uit de heren Melzer en Broeders en ondergetekende. Dit is op de -- normale -- manier ge beurd en de weg die het college altijd bij de voorbereiding van zijn stukken volgt is ook in dit geval gevolgd. Hoe heeft het college gemeend de problematiek van het Turf schip aan de raad te moeten voorleggen? Allereerst heeft het de bestaande problematieken willen inventariseren. De heren Franken en Schuurkens hebben dit in een tweetal rapportages gedaan. Over deze rapportages kan men natuurlijk van mening verschillen. Deze heren hebben deze inventarisatie verricht in opdracht van de raad van commissarissen en daar deze commissarissen er geen bezwaar tegen hadden dat deze stukken als uitgangspunt genomen zouden worden hebben wij dat gedaan. Als de problemen geïnventariseerd zijn kan men de belangrijke vraag stellen wat nu het belang voor Breda met betrekking tot het Turfschip is. De heren von Schmid en Froger hebben die vraag dan ook gesteld. Ik ben het op voorhand eens met degenen die dit een moeilijke vraag vinden. Als men in verband met het Turfschip op dit moment iets wil motiveren, moet die motivering hard zijn. Men kan stellen dat de gewestelijke functie van Breda verplichtingen op roept, men kan aanvoeren dat Breda, gezien zijn geaardheid, zijn heil zal moeten blijven zoeken in de tertiaire of quartaire sector, en daarom dergelijke voorzieningen nodig heeft. Als de raad echter stelt dat deze argumenten niet hard zijn ben ik dat met hem eens; deze argumenten kunnen wij in dezen niet gebruiken. Het college is van mening dat het bieden van werkgelegenheid aan 29 werknemers een hard argument is. Het uitstralingseffect van het Turfschip op Breda en op de regio is een argument dat ook hard te maken is. Hiermee wordt dan het economisch rendement bedoeld van degenen die in het Turfschip hun vertier of verblijf zoeken. Het college heeft in verband hiermee contact gezocht met de heer Sliepen, die de deskundigheid bezit waarmee advies uitgebracht kan worden. Het rapport heeft ter inzage gelegen en men heeft erin kunnen lezen dat het Turfschip inderdaad een economisch uitstralingseffect op Breda heeft dat, inclusief de multiplier, neerkomt op een bedrag van 6 miljoen a 10 miljoen. Ik vind dit vrij belangrijk. "Hard" is ook de constatering dat het gebouw er staat. Als men in aanmerking neemt dat het gebouw er staat, dat het Turfschip van economisch belang voor Breda is en werkgelegenheid biedt aan 29 mensen, dat voorts Breda in de tertiaire en quartaire functie voor zieningen van dit niveau nodig heeft -- men zou ook kunnen stel len dat Breda deze voorziening nu niet nodig heeft, maar straks

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1236