11 NOVEMBER 1971
1238
De heer van Loon heeft gelijk, hoewel het voorstel maand onder
weg geweest is. Deze periode laat wel zien hoe ingewikkeld het
probleem is en hoe lang het college ermee doende geweest is. Het
college is er van overtuigd dat het voor de raad bijna ondoenlijk
geweest moet zijn dit werk in anderhalve week te verrichten.
Hij is gekomen met een alternatief plan, dat een ingreep in
houdt in een aantal culturele accommodaties. Wethouder Mans zal
hierop nader ingaan.
De heer van Loon meent dat de oorspronkelijke functie van het
Turfschip onbelemmerd gehandhaafd kan blijven, als wij de functies
die hij noemde onderbrengen in het Turfschip, als die tenminste haal
baar zijn. Dit lijkt het college moeilijk. Wij kunnen het natuurlijk
bekijken, maar op voorhand meent het college dat het een vrij grove
constatering is te zeggen dat de oorspronkelijke functie van tentoon
stellingsruimte en congrescentrum gehandhaafd kan blijven, een con
statering bovendien zonder enige bewijsvoering, hoe weinig dagen de
schouwburg op dit moment ook bespeelbaar zal zijn.
De heer van Loon constateerde dat het voorstel niet acceptabel
was. Zijns inziens zou het Turfschip met een verruimde doelstelling
voortgezet moeten worden. Hij stelde in dit kader een commissie ad
hoe voor. Ik geloof dat er vanavond een drietal commissies aan de
orde is geweest, namelijk de commissie ad hoc van de heer van Loon,
een commissie van aandeelhouders van de heer Crul en nog een com
missie, waarvan ik de naam kwijt ben en die ook door de heer Crul
ten tonele is gevoerd.
De commissie ad hoe zou moeten nadenken over het opvoeren
van de activiteiten en over andere functies. Zij zou zich moeten
buigen over de gemeenschapsactiviteiten en daarover voorstellen
moeten doen. Wie is echter deskundig? Ook de raad heeft zich dat
afgevraagd. De raad van commissarissen is dat niet, de directie is
het niet, het college is niet deskundig en de ambtenaren en de raad
zijn ook niet deskundig. Als ik deze constateringen overzie is de
commissie ad hoc van de heer van Loon een moeilijk te verwezen
lijken zaak. Als wij deskundigheid willen gebruiken moeten wij die
van buiten halen. Namens het college wil ik wel toezeggen dat het
college bereid is toe te gaan naar een commissie ad hoe uit de raad,
die mede zou kunnen bezien hoe opdrachten naar buiten geformuleerd
zouden moeten worden en die zou kunnen rapporteren over de binnen
gekomen adviezen. De raad zal het mij echter niet kwalijk nemen
als ik stel dat die commissie ad hoe niet de taak zal kunnen vol
brengen van het door de heer van Loon bedoelde onderzoek in te
stellen. Het is plezierig te constateren dat de heer van Loon de
exploitatielasten tot en met 1971 wil legaliseren en in 1972 de bij
drage tot ruim 1 miljoen wil opschroeven. Wethouder Broeders
zal dadelijk op dat financiële aspect terugkomen.
Het college wil de horecasector afstoten teneinde op dit moment
een reëel soelaas te kunnen bieden in de exploitatiekosten van het
Turfschip van ongeveer een ton. Als de raad vanavond van mening
is dat de horecasector niet afgestoten moet worden -- ik heb dat van
de heer van Os gehoord -- zal het college met die mening geen
moeite hebben, op voorwaarde dat de raad aanvaardt dat de exploi
tatiebijdrage voor de jaren 1971 en 1972 een ton hoger ligt. Dat is
van die mening namelijk de consequentie.