1239 11 NOVEMBER 1971 De heer Sandberg heeft mij het genoegen gedaan niet verder te willen ingaan op ae motivering van het voortbestaan van het Turfschip. Men heeft zich beklaagd over het achterhouden van goede informatie aan de raad, waardoor de raad zich veelal met de rug tegen de muur geplaatst voelt. Ook daar zijn sommige periodes in geweest, maar ik geloof dat het met name aan de nieuwe raad van commissarissen te danken is dat er meer openheid kwam in de ver slaggeving van het Turfschip naar de raad en de burgerij. Deze con statering ten aanzien van het verleden kunnen wij enigszins onder schrijven. De heer Sandberg komt met een schets van een alterna tief. Als ik hem goed begrepen heb begint hij met het ontslag van de directeur. Ik heb er geen behoefte aan vanavond over personen te praten. Ik wil wel de zakelijke aspecten in verband met die personen be kijken en het functioneren van mensen in het kader van het Turf schip. Ik zal hierop apart terugkomen. De heer Sandberg heeft daar na tot 1 juli 1972 subsidie toegezegd. Voorts vroeg hij een organisatie onderzoek, met een aantal bedoelingen. Een organisatieonderzoek zoals hij dat bedoelt is in het stuk niet terug te vinden. Daarin staat dat de gemeente haar eigen organisatie adviseur in de richting van het personeel wil laten kijken en dat er een adviseur op het gebied der acquisitie zal moeten komen. Wij be grijpen dat de heer Sandberg die deskundigheid door het college, de raad of de commissie ad hoe wil laten aantrekken. Het college heeft daar geen bezwaar tegen. Verder pleitte de heer Sandberg voor een doorlichting van het personeelsbestand en wilde hij de juridische structuur aanpassen. Hij praatte over acquisitie en voerde, evenals de heer Kroon, een sport hal, ijsbaan of iets dergelijks als gebruiksmogelijkheid voor de grote zaal ten tonele. De heer Mans zal daar enige woorden aan wijden. Ik heb de heer von Schmid al gedeeltelijk beantwoord met be trekking tot de argumentatie rond de functie van Breda in de regio. Ik heb de heer von Schmid al gezegd dat Breda die pretentie heeft, maar dat het op dit moment geen hard argument is voor het voort bestaan van het Turfschip. Met genoegen constateerde de heer von Schmid dat het college op 24 juni een uitgangspunt-oude stijl hanteerde en dat nu niet doet als het zegt dat dit Turfschip zijn activiteiten moet beëindigen. Voorts twijfelde hij aan de deskundigheid van de adviseurs van het college. Vanuit mijn eigen waarneming moet ik daaromtrent met hem van mening verschillen. Ook mijn beoordeling kan fout zijn, maar voor alsnog twijfel ik niet aan de deskundigheid van onze adviseurs. De heer von Schmid maakte een belangrijke opmerking toen hij zei dat niemand over de hotelaccommodatie gepraat heeft. Als wij van mening zijn dat het Turfschip nieuw leven ingeblazen moet wor den mogen wij zeggen dat de gemeenschapsactiviteiten uitgebreid moeten worden, maar moeten wij in het oog houden dat het Turf schip pas optimaal zal kunnen functioneren vanaf het moment dat er een adequate hotelaccommodatie is. Samen met het V. V. V. en andere instanties trekt het college aan dit probleem op dit moment bijzonder hard. Op het ogenblik is een aantal lofwaardige initia tieven, naar mijn mening liggend binnen het bereik van de gemeente, in een stadium van voorbereiding.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1239