1243 11 NOVEMBER 1971 de personeelskwestie heeft de heer Crul gevraagd waarom het col lege met het personeel praat als het college dat eerst geweigerd heeft. De raad heeft het college gevraagd een bijeenkomst van raad en personeel te beleggen. Het college heeft in antwoord daar op gesteld dat het niet op zijn weg ligt bijeenkomsten te organise ren tussen de raad en het personeel van een n. v. Toen het personeel twee dagen geleden in een schrijven vroeg om contact met het col lege, was het duidelijk dat het college hierop bevestigend moest ant woorden. Gisteren heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen een delegatie van het personeel van het Turfschip en het college, op dat moment vertegenwoordigd door de heer Mans en ondergetekende. Er is informeel gepraat over een aantal aspecten van het Turf schip. Het personeel is informeel gevraagd zijn visie te geven op de oplossing van de problematiek rond het Turfschip. Terecht, mijns inziens, stelde het personeel niets te zien in de afstoting van de horeca, terwijl het voorts kwam tot een takenpakket en een ver ruiming van de doelstelling zoals die door raad en college zijn voorgesteld. Formeel is de onduidelijkheid in de regeling van de rechtspositie van het personeel besproken. Het personeel voelt zich wat betreft een aantal aspecten gelijkgeschakeld met ambtenaren - salarisregeling, pensioenregeling en I. Z. A. -regeling - en het vroeg zich af of de afvloeiingsregeling voor ambtenaren van toepassing zou zijn. De heer Mans en ik hebben toen moeten antwoorden dat dit primair een zaak is van de werkgever en niet van de gemeente. Deze vraag is direct doorgegeven aan de raad van commissarissen, die ons beloofd heeft vandaag nog het personeel daarover te informeren. Dit is naar mijn beste weten in een schrijven van de raad van commissarissen gebeurd en het college heeft schriftelijk aan het personeel medegedeeld dat het de raad van commissarissen over de vraag geïnformeerd heeft. Ik geloof hiermee in hoofdzaken de mening van het college over deze zaak te hebben gegeven. Wethouder BROEDERS: Ik heb begrepen dat de heer Crul het ver slag van de personeelsbijeenkomst wèl ontvangen heeft, maar de aan vulling daarop niet. In die aanvulling staat namelijk dat mejuffrouw Thijssen wethouder Broeders verweet na zoveel jaren wethouder te zijn geweest niet meer sociaal bewogen te zijn. Ik heb daarop ge reageerd om aan te geven dat het personeelsbeleid in de raad van commissarissen wèl aan de orde is geweest, naar aanleiding van mijn voorstel bij welke beslissing dan ook aan het personeel aandacht zal moeten worden geschonken en dat de opmerking van mejuffrouw Thijssen, bij de welwillendste uitleg mijnerzijds, berust op een misverstand. Ik heb verzocht deze aanvulling door te sturen aan iedereen die het verslag ontvangen heeft; waarschijnlijk is er iets misgegaan bij de adressering. De heer Van Loon volgend kom ik bij de financiële voorstellen. Ik za.1 niets zeggen over hetgeen mijn collega al gesteld heeft. Wij heb ben afgesproken dat ik over de financiële aspecten van het voorgestelde zal praten. De heer Van Loon verwachtte eigenlijk voorstellen over de finan ciële aspecten in de context waarin hij de oplossing van het vraagstuk zag. De tekorten tot en met 1971 wilde hij eventueel legaliseren, ter wijl hij het tekort voor 1972, dat hij op ongeveer 1 miljoen schatte, wilde accepteren. Tegen die achtergrond kunnen wij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1243