1253
11 NOVEMBER 1971
gebouw het geschikst is moeten voorgaan en dat andere activiteiten er
aan kunnen meewerken het gebouw een wat levendiger aanzien te ge
ven. De tarieven zullen daarop dan ook ingesteld moeten zijn.
Met verbazing heb ik beluisterd dat er een verbod is op het or
ganiseren van eigen activiteiten. Ik heb dat nergens gelezen en voor
mij is dit iets nieuws. Ik weet wel dat er geen eigen evenementen ge
organiseerd zijn, althans niet op grote schaal, maar ik wist niet dat
daar een verbod op rustte. Dat zal niet van de raad of de aandeelhou
ders afkomstig zijn. Misschien is dit zo'n stukje informatie dat ons
niet bereikt heeft. De heer Sandberg merkte terecht op dat het organi
seren van eigen activiteiten volkomen binnen de doelstelling past en
dat daarvoor niets veranderd behoeft te worden. De statuten laten alle
ruimte om wat voor activiteiten dan ook te organiseren. Ik vraag mij
echt af waar dat verbod vandaan komt. Misschien is er wel een gehei
me vijand, die ons wil beconcurreren.'
Het college meent dat de horeca-sector niet moet worden afgesto
ten. De heer Sandberg merkte op dat mijn suggestie onmiddellijk te
beginnen met een café- en terrasexploitatie onzin is. Ik wilde hiermee
echter alleen maar tot uitdrukking brengen dat ik van mening ben dat
het gebouw altijd open moet zijn. Men moet daar altijd kunnen binnen
vallen en het personeel heeft mij verzekerd dat dit gemakkelijk te ver
wezenlijken is. Morgen al kan de deur naar het restaurant worden geopend,
zodat iedereen daar een lekker kopje koffie kan drinken. Alles - midde
len, ruimte en personeel - is voorhanden en men zal er beslist geen tonnen
behoeven bij te leggen. Misschien zou de keuken, die erg duur geweest
is, doch zeer onhandig is opgezet, wat uitgebreid kunnen worden. Wij
hebben tenslotte een mensa-keuken in Breda en wellicht is de keuken van
Bouvigne nog voor dit doel te gebruiken.
Hierbij wil ik het maar laten, want eigenlijk weet ik niet waar
over wij op dit moment nog praten. Het college heeft het niet begre
pen en
De VOORZITTER: Weet u het zelf wèl, mijnheer Van Os? En als
u nog een goede grap weet.
Ik veronderstel dat u klaar bent met uw betoog.
De heer VAN OS: Nu wil ik toch nog wel iets zeggen.'
Het is natuurlijk leuk een hele avond te praten, maar ik vraag
mij af wat daarvan het resultaat zal zijn» Er ligt een voorstel onder de
tafel, op de tafel liggen aanbevelingen en ik wacht met spanning af wat
daarmee zal gebeuren.
De heer VAN CAULIL: Ik ben blij dat mij, nu wij zo prettig als
horeca-ondernemers vergaderen, het woord gegeven wordt. Men zal
kunnen begrijpen hoe ik mij in dit gezelschap voel. Als ik naga wat
er vanavond gezegd is over terrassen, koffie, keukencapaciteiten e, d.
vraag ik mij verwonderd af in welk gezelschap ik eigenlijk verzeild
geraakt ben. Ik wil even voor de belangen van de horecagroepering
opkomen, hoewel wij hebben afgesproken dat niet te veel mensen het
woord zouden voeren.
Van buitenaf wordt nogal wat kritiek op de horecasector uitgeoe
fend. Men heeft gepraat over een tekort aan hotelaccommodatie, maar
laten wij gelukkig zijn dat de hotelhouders niet op dezelfde manier ge-
investeerd hebben als wij gedaan hebben in het Turfschip. Wie zou hun
tekorten betalen als de bezetting van het Turfschip die uitbreiding van