1255 11 NOVEMBER 1971 heeft aanvaard als congresstad. Enige tijd geleden is er een enquête gehouden over de aantrekkelijkheid van de verschillende Nederlandse steden en iedereen heeft kunnen constateren dat Breda bepaald niet in de top-tien staat. Het eindigde met 1 "]o, wat wel zeer weinig genoemd mag worden. Ik zeg dit om aan te geven hoe men Breda blijkbaar ziet buiten onze stadsgrenzen. Men zou dit een teken aan de wand kunnen noemen. Gezegd is dat wij het college niet mogen verwijten dat het Turf schip er staat. Ik geloof niet dat iemand dat vanavond heeft gedaan. Wel kan men het college een verwijt maken aangaande de manier waar op het deze erfeniskwestie tracht op te lossen. Het college heeft de problemen geïnventariseerd, maar ik blijf er op hameren dat er geen marktonderzoek is geweest. In de maand dat wij hierover bezig zijn heeft men geen analyse gemaakt en ik ben van mening dat een marktonderzoek voorop zou moeten staan bij een goede inventarisatie. Men zou het college hieromtrent een verwijt kun nen maken. Er is gesproken over het belang van het Turfschip voor Breda en er is - zoals tegenwoordig gebruikelijk is - een onderscheid gemaakt tussen harde en zachte motieven als het er om gaat redenen te vinden om het Turfschip voor Breda te behouden. Over de zachte motieven zal ik niet praten, want ik vind de harde motieven al niet hard. Een hard motief is een motief waaruit duidelijk blijkt dat iets mogelijk is. Een zacht motief geeft een eventuele mogelijkheid aan. Verder dan het laatste zijn wij niet gekomen. Ik wil geen onderscheid maken tussen harde en zachte motieven, want ik zie slechts een grote pudding van zachte mo tieven: een plumpudding.' De heer Van Os heeft al gesteld dat het uitstralingseffect hem niet als een hard argument voorkomt. Ik vraag mij af of dat uitstralings effect naar de regio afhangt van het Turfschip. Ik geloof dat het Turf schip bijzonder weinig te maken heeft met dat uitstralingseffect en dat er wel andere middelen te bedenken zijn. Een hard argument vond men het feit dat het Turfschip er al staat. Het Turfschip is inderdaad hard; als je er tegenaan loopt voel je het wel.' In de wandelgangen hoorde ik iemand, die er nog niet van overtuigd is dat dit Turfschip niet kan blijven bestaan, zeggen dat een huis, dat op veen gebouwd is en steeds verder wegzakt, moet verdwijenen. Het feit dat het Turfschip er staat mag mijns inziens geen argument zijn om het er te laten staan. Hoogstens kan men dit als een overweging gebruiken. De mogelijkheid dat het Turfschip straks nodig zal zijn werd een hard motief genoemd, maar naar mijn mening is dit wel een bijzonder soft motief. Jaren geleden zei men ook al dat dit gebouw nodig zal zijn, terwijl nu toch het moment is aangebroken waarop blijkt dat dit niet het geval is. Men trekt een wissel op de toekomst en dat kan ik niet als hard motief omschrijven. De heren Froger, Koertshuis en ik bepleiten een sluiting van het Turfschip en zouden het verkocht willen zien. Ik heb niet willen zeg gen dat dit voordelig zal zijn, want omdat het gebouw er staat blijft dit een schadepost. De heer Van Dun heeft eigenlijk toegegeven dat er aan verkopen van het Turfschip gedacht is, maar dat op die weg niet verder gegaan is omdat men de filosofie van het doorgaan aanhing. Ik vind deze redenering niet sterk, allicht zou men hebben kunnen trach ten kopers te vinden. Gesteld is: als wij op een andere manier doorgaan kunnen wij later toch nog tot de conclusie komen dat wij moeten stoppen, op een moment

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1255