11 NOVEMBER 1971 1256 dat zulks voordeliger zou zijn. Dit vind ik een gok, want de mogelijk heid dat zulks onvoordeliger zal zijn moet men ook onder ogen zien. Als men dat afstoten in het achterhoofd blijft houden zou het volgens mij een juistere en minder gevaarlijke politiek zijn meteen het mes erin te zetten. Het college wil de leegstand opheffen, omdat het meent dat er een markt is. Die mening van het college is evenveel waard als mijn meneing dat er geen markt is. Bewijzen zijn er niet, een prognose is er niet en een marktanalyse is er niet. Gezien de lege stoelen kan ik alleen maar zeggen dat die markt er niet is. De kosten zouden gedrukt moeten worden door de horecasector te verpachten. Niemand uit de raad heeft het idee de horecasector te verpachten ondersteund, maar er wordt over doorgepraat alsof iedereen er enthousiast over is. Die horecasector zal echter niet verpacht worden, omdat de raad dat niet wil.' Ik geloof dat men dat, al loop ik vooruit op een beslissing, als afgevoerd mag beschouwen. Wij twijfelen niet aan de deskundigheid van de ambtenaren op hun gebied. Wij blijven echter met het college van mening verschil len over de vraag of deze deskundigheid van toepassing is op het Turf schip, De wethouder gaat in feite met ons mee, want hij stelt het idee van de heer Van Loon, een deskundige van buiten erbij te halen, te kunnen volgen. Mijns inziens toont dit aan dat niet alle deskundigen geraadpleegd zijn die men had kunnen raadplegen. Er wordt gewerkt aan de hotelaccommodatie. Ik vind dat bijzon der plezierig en ik wens het college veel succes met zijn werk, maar ik moet zeggen dat dit als argument in dezen een slag in de lucht is. Dat hotel is er namelijk nog niet en wij moeten nog zien dat het er komt. Er is gesproken over de tarieven. Die tarieven zijn waarschijnlijk terecht zo hoog, maar als ik zie hoeveel sportclubs moeite hebben met het huren van gemeentelijke accommodaties, of daar niet eens aan toekomen, vraag ik mij af of bijv. amateur-toneelverenigingen, die op dit moment tegen geringe vergoeding in door sympatisanten beschik- baargestelde ruimte spelen, in staat zullen zijn de gevraagde prijs te betalen, ook al zal die prijs lager zijn dan nu het geval is. Met betrekking tot de acquisitie is een vage situatie ontstaan. Eerst werd er gesproken over een organisatiebureau, zoëven hoorde ik dat er gedacht werd aan samenwerking met het v.v.v. en het n. b.t. Ik weet niet wat er gaat gebeuren. Komt er een voorstel met betrek king tot zo'n organisatiebureau? Beantwoord is ook niet. de vraag welke positie de acquisiteur zal innemen als hij bepaalde eisen stelt ten aan zien van het "runnen" van het Turfschip. Hoe de verhouding tot de directie en het inpassen in de structuur zullen verlopen is niet bekend. Ook de naam van het organisatiebureau is niet genoemd. Wethouder Broeders heeft gezegd dat verkoop moeilijkheden zal opleveren. Ik ben mij dat bewust. In eerste instantie heb ik het daar over niet gehad, want ik meende dat iedereen ervan overtuigd zou zijn dat wij die moeilijkheden onderkenden. Overigens ben ik blij dat de wethouder die moeilijkheden nog eens duidelijk uiteengezet heeft. Hij stelt dat niet precies na te gaan is of het voordeel dat wij zullen hebben als wij er bij de verkoop goed uitspringen zal opwegen tegen hetgeen zal gebeuren als wij doorgaan met het Turfschip. Hij heeft gezegd dat het wel mogelijk is het Turfschip te verkopen. Mijns inziens is de enige manier om die mogelijkheden te con stateren en om de afweging te kunnen maken terug te vinden in de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 1256